Poëtische werken. Deel 9. Treur- en blijspelen. Deel 2
(1862)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij
[pagina 107]
| |
Eerste tooneel.
antjen zit te werken. kribshof komt binnen.
kribshof.
Goeden morgen, zusjen!
antjen.
Goeden morgen, broeder!
kribshof.
Is moeder al by de hand?
antjen.
Moeder zal zoo dadelijk hier zijn. Zy heeft nog het een en ander in haar proviziekast te schikken. - Wat zendt u zoo vroeg hier naar toe?-
kribshof.
Och! een nesterijtjen... ik heb moeder wat te vragen. Maar hoe nu!... broeder Kribbenveld! | |
Tweede tooneel.
de vorigen, kribbenveld.
kribbenveld.
Bonjour ma soeur!
antjen.
Wel Frits! Zoo vroeg hier?
kribbenveld.
De Heer Prokureur ook hier?
kribshof.
Verheugd, den Heer Luitenant te zien.
kribbenveld.
Ik moet mama spreken. ((Hy wil binnengaan.)
antjen.
Wacht dan even. Dat heeft immers zulk een vliegende haast niet. | |
[pagina 108]
| |
Derde tooneel.
de vorigen, van der krib.
v.d. krib.
Salvete! - dat is te zeggen: Zijt gegroet!
antjen.
Heb jelui het afgesproken?
v.d. krib.
Zult gy onze waarde matrem van mijn komst verwittigen?
antjen.
Een weinig geduld! jeluî weet, dat moeder toch niet komt, voor dat alles klaar is in kelders en kasten.
kribbenveld,
tegen kribshof.
Wel, Heer Prokureur! Hoe staan de zaken? Is er tegenwoordig veel werk aan den winkel?-
kribshof.
Aan den winkel? Welk een uitdrukking! Met mijn kantoor gaat het redelijk; doch ik heb gisteren een droevig geval gehad: een proces, daar ik tien jaren van geteerd had, is eindelijk, tot mijn innig leedwezen, afgeloopen.
antjen.
Je hebt het alzoo verloren?
kribshof.
Wel neen! ik heb het gewonnen; - maar wat doet er dat toe?
v.d. krib.
Is uw kliënt dan insolvent?
kribshof.
Ook niet: hy heeft my gisteren mijn deklaratie betaald - tweeduizend vijfhonderd drie-en-zeventig guldens zeven-en-twintig en een halven cent. Doch wat helpt dat?
antjen.
My dunkt het is nog al een lief sommetjen...
kribshof.
Ja maar ik had my gevleid dat het proces ten minsten nog dertig jaar duren kon. 't Was over een leverantie aan de armee: is 't niet ellendig, daar slechts tien jaren van te kunnen profiteeren?
antjen.
Foei! wat ben je inhalig!
kribbenveld
Je moet toch een ijsselijk gewurm aan die zaken hebben. Kijk! dat zoû my niet bevallen. Ik | |
[pagina 109]
| |
hoû meer van de dobbelsteenen: dat gaat gaauwer en kost minder hoofdbrekens.
antjen.
Ja maar dan kunje ook verliezen.
kribbenveld.
Verliezen? Daartoe ben ik niet geboren. Zie eens.
(Hy haalt een goudbeurs uit.) In dit speelbeursjen zaten een jaar geleden, toen ik het aanleide, niet meer dan tien onnoozele guldentjes. En of het nu vet is...
(Hy schudt het in de hand uit.)
v.d. krib.
't Kan verkeeren, zegt Brederô.
kribbenveld.
Ja, dat zal jy er met schoolmeesteren niet uithalen!
v.d. krib.
Waarlijk niet: als ik niet een vrouw getrouwd had met een ordentelijk stuivertjen geld...
antjen.
Daar is moeder! | |
Vierde tooneel.
de vorigen, juffrouw krib.
allen.
Goeden morgen, moeder!
juffr. krib.
Goeden morgen, jongens! Wel! dat is braaf van je, dat je je oude vrouw nog eens bezoeken komt. (Tegen kribshof. Hoe gaat het te huis? hoe maken Barbara en de kindertjens het?
kribshof.
Bestig, moeder!
juffr. krib,
tegen v.d. krib.
En Emerentia, hoe vaart die?
v.d. krib.
Optime! dat is te zeggen: zeer wel!
juffr. krib.
En wat hadt jeluî nu zoo vroeg te vertellen?
kribshof,
zacht, haar ter zijde trekkende.
Och moeder! ik heb van daag gasten... en mijn tafelgoed is zoo oud: nu had ik een verzoek aan u... of ik namelijk dat beste tafelgoed van je krijgen kon: je gebruikt het toch niet meer.
juffr. krib.
Wel dat zeg je zoo: ik dacht er juist op de bruiloft van je zuster meê te pronken... | |
[pagina 110]
| |
kribshof.
Kom kom! dat huwelijk met dien timmerman zal toch nooit doorgaan: dat is geen party voor mijn zuster.
juffr. krib.
Nu - als het zoo wezen moet, dan zal ik het je straks te huis sturen; - maar als je zuster trouwt, moet ik het weêrom hebben, hoor!-
v.d. krib.
Waar bedelt hy nu weêr om?-
kribbenveld,
zijn moeder ter zijde trekkende.
Zeg mama! je bewaart altijd nog die snuisteryen van vader, daar niemand meer iets aan heeft. Die moest je my geven: er is nog wel de eene of andere snnifdoos of ring by, die ik gebruiken kan...
kribshof,
zacht tegen v.d. krib.
Ik wed, dat de Luitenant weêr een onbescheiden vraag doet.
juffr. krib.
Jongen! jongen! jeluî eet my de ooren van 't hoofd; doch als 't zoo moet wezen... ik zal je straks den heelen rommel te huis zenden, en als je er wat by vindt, dat goed voor my of je zuster wezen zoû, geef het my dan weêrom!
kribbenveld.
Natuurlijk! (ter zijde.) Ik zal er wel op passen.
v.d. krib,
tegen zijn moeder, zacht.
Wat my betreft, cara mater...
juffr. krib.
Wel, heb je ook wat te vragen?
v.d. krib.
Niet voor my, och heden neen! maar gy weet, mijne Emerentia is jarig in de toekomende week: nu wilde ik haar gaarne verrassen met een geschenk, dat haar aangenaam ware: en ik heb gedacht, dat, als gy my dien gonden halsketting gaaft, dien gy toch niet meer gebruikt, dan zoû ik er een slootjen aan laten maken, met mijn hair er in.
juffr. krib.
En dan zoû je haar een mooi geschenk geven voor weinig geld...
v.d. krib.
Recte.
| |
[pagina 111]
| |
juffr. krib.
Nu, als het zoo moet wezen... maar ik ben te goed. (Zy krijgt een doos uit een kastjen en geeft die aan v.d. krib.) Ziedaar! daar is het.
kribbenveld,
zacht tegen kribshof.
Wat geeft ze hem daar?
v.d. krib.
Wel Antjen! hoe ben je zoo stil, kind? Denk je weêr om je vrijer?
antjen.
Dat zoû wel kunnen wezen...
kribbenveld.
Fi donc! Een miserabele ambachtsman... is dat nu een huwelijk voor u?-
antjen,
opstaande, met vuur.
En wat heb je op Willem te zeggen?
kribshof.
Niets, - maar een timmerman!-
antjen.
Welnu! en onze vader deed een koomenys-winkel.
kribshof.
Stil! Dat hoef je zoo niet uit te schreeuwen!
kribbenveld.
Onze papa was een handelaar... in kaas en kaarsen... en worst... en zoo wat meer... dat is 't al.
v.d. krib.
Maar wij zijn, Deo gratias, in een betere pozitie.
juffr. krib.
Antjen heeft gelijk: je hoeft je je vader niet te schamen, jongens: en al heet jy nu Mijnheer Kribshof, en jy Mijnheer Kribbenveld, en jy Mijnheer Van der Krib, zoo heette je vader eenvoudig Stoffel Krib, en ik vrouw Krib; en jeluî weet vrouw Krib nog heel wel te vinden, als jeluî haar noodig hebt... maar daar spreek ik liefst niet over. Hoe is 't? drink jeluî hier koffy?
kribshof.
Zeer gaarne! ik moet slechts even een boodschap in de buurt doen, en dan keer ik terug. (Ter zijde.) Ik moet gaan zien of het bureau aan den Schouwburg al open is: ik zoû die voorstelling van heden avond niet gaarne missen; maar de broeders behoeven het niet te merken: anders willen zy ook plaatsen hebben... (Luid.) tot straks! (Hy vertrekt.)
kribbenveld.
Ik ga even naar de infirmerie; zoo da- | |
[pagina 112]
| |
delijk ben ik weder by u.
Sans adieu, maman! (Ter zijde.) Ik zoû dat benefiet voor geen goud voorby laten gaan. Het zal vol loopen: spoedig naar het bureau! (Hy vertrekt.)
v.d. krib.
Salve cara mater. (Ter zijde.)
Ik dien noodzakelijk mijn Emerentia naar den Schouwburg te brengen: men zegt, dat die Harlekijn een rechte grappenmaker is. (Hy vertrekt.)
| |
Vijfde tooneel.
juffrouw krib, antjen.
juffr. krib.
Zeg eens, Antjen! is Stoffel nog niet op?
antjen.
Hy is ten minsten nog op zijn kamer, moeder! Hy is heden nacht ook laat te huis gekomen...
juffr. krib.
Die luilak! nog in de veeren! Ja! ik beleef wat een kruis aan den jongen: 's morgens is hy den heelen tijd uit... waar, dat weet de hemel! En 's avonds, ja, waar of hy dan naar toe gaat, dat kan ik nog minder nagaan... maar op goede wegen komt hy zeker niet.
antjen.
Och moeder! waarom denk je ook het ergste van hem?
juffr. krib.
Waarom? wel, heeft de jongen ooit iets willen deugen? eten, drinken en slapen, anders doet hy niets. Daar heb je nu zijn broêrs, dat zijn deftige luî geworden: wel is waar, zy zijn wat grootsch; maar het is toch pleizierig voor my om te hooren: uw zoon de Prokureur; uw zoon de Luitenant; of uw zoon de Onderwijzer.-
antjen.
Maar lieve moeder! Stoffel heeft immers nooit iets mogen leeren, terwijl mijn audere broêrs een opvoeding gehad hebben, die, durf ik zeggen, verre boven hun stand was. | |
[pagina 113]
| |
juffr. krib.
Dat is waar: mijn man woû, dat Stoffel hem in de koomeny zoû opvolgen; maar daar had hy immers ook al geen zinnigheid in. De jongen was nergens toe geschikt. Hy is te stom om alleen te loopen.
antjen.
Hy is zoo goed en gedienstig...
juffr. krib.
Een lief brok: hy zeit nooit een woord; - maar van wat anders... je broers spraken daar even van je vrijery; maar ik vrees, dat zy gelijk hebben, en dat daar nooit iets van worden zal.
antjen.
Hemel! moeder!
juffr. krib.
't Is maar, ik weet niet waar jeluî van leven zult.
antjen.
Wel, moeder! Willem heeft immers een goed bestaan!
juffr. krib.
Ja, dat is niet te breed! De meeste ambachtsluî zijn tegenwoordig zonder werk, en dat betert er niet op. En jy hebt niets dan schulden!
antjen.
Schulden, moeder?
juffr. krib.
Och ja, kind! het valt my hard genoeg; - je dient dan te weten, dat ik, om je broêrs zoo ver te krijgen, als ze nu zijn, een heele som gelds heb moeten opnemen: want, kind! het kost wat geld, zoo drie jongens op te brengen. Nu was er een brave heer, die heeft my ereis een paar duizend gulden geschoten, by onderscheiden gelegenheden. Och heden! de man zoû er my zelf nooit om gemaand hebben... maar hy is komen te sterven; en nu zijn die pampieren in handen van Meneer Meeuwsen...
antjen.
Hemel! die oude gek, die my altijd zoo mal toeknikt als ik in de kerk kom...
juffr. krib.
Juist! ik heb er je broêrs niets van willen zeggen; die menschen moeten hun fatsoen hoûen; doch ik vrees, dat ik hun raad toch zal dienen in te nemen... | |
[pagina 114]
| |
antjen.
Maar ben je buiten de mogelijkheid hem te voldoen?
juffr. krib.
Misschien, by termijnen... wy zullen zien. Hy zal er, hoop ik, nog niet zoo dadelijk om komen.
antjen.
O wee! o wee! mijn arme Willem!
juffr. krib.
Stil! daar is die loeris van een Stoffel! | |
Zesde tooneel.
de vorigen, stoffel.
juffr. krib.
Zoo! kom je eindelijk voor den dag?
stoffel.
Dag moeder! dag Antjen!
juffr. krib.
Wel! benje weêr aan 't zwieren geweest? Je leidt een lief leventjen: alle avonden uit tot middernacht. Nu, kanje niet spreken? Neen! hy zal den mond niet open doen: altijd speelt hy stommetjen. Heeft iemand hem wel ooit hooren spreken?
stoffel,
op beschroomden toon.
Maar moeder!...
juffr. krib.
Zwijg! ik wil niets van je hooren!
antjen,
zacht tegen juffr. krib.
Och moeder! val hem toch niet te hard: hy is altijd terstond van zijn stuk, als men hem barsch toespreekt.-
juffr. krib.
Och kom! wat zoû dat?
(Tegen stoffel.) Je broêrs komen straks hier koffy drinken; jy kunt gerust wegblijven; want zy hebben toch niets aan het gezelschap van zoo'n loeris - kom Antjen! ik ga dat goed inpakken, dat ik je broêrs beloofd heb. -
Zy vertrekt.
antjen,
naar stoffel toegaande, die zich treurig nederzet.
Nu! troostje maar, goede Stoffel! moeder meent het zoo kwaad niet...
stoffel,
haar de hand drukkende.
Mijn goede zuster!
juffr. krib,
van binnen.
Antjen!
antjen.
Ik kom al moeder! ik kom!
(Zy vertrekt spoedig.)
| |
[pagina 115]
| |
Zevende tooneel.
stoffel alleen, naderhand huppel.
stoffel
gaat onderwijl het vertrek treurig op en neder. Eindelyk blijft hy voor den spiegel staan, en zegt:
En ik ben het die de menschen aan 't lachen moet maken?... ik! terwijl ik zelf liever schreien zoû.
huppel,
springend binnenkomende.
Aha mijn beste! vind ik je nog hier? Kom jongen! het zal onze tijd wezen om naar de repetitie te gaan... Colombine smacht reeds naar je: Pierrot heeft al driemalen geprobeerd, of hy met gratie in een vleermuis kon veranderen: en Pantalon schermt reeds wat dapper tegen een vliegenden draak.
stoffel.
Ik kom!-
huppel.
Hoe kijkje zoo suf? je zult straks wat vrolijker kijken! Jongen! wat zal je een mooi benefiet hebben! alles is bezet! - Men geeft een driegulden voor een staanplaats achter in den bak, waar men niets zien kan, dan het puntjen van de pruik van den schoonen Leander.
stoffel.
Stil! stil!-
huppel.
Hoe is 't? mag ik daar niet over spreken? Weten uw huisgenooten nu nog niet, sedert acht jaren, dat je aan het tooneel bent, - dat de melankolieke, eenvoudige, goedige, droomerige Stoffel niemand anders is dan diezelfde Harlekijn, die het publiek een schaterend gelach afdwingt, wanneer hy zich slechts vertoont? - Maar kom! wy verpraten hier onzen tijd! - Voorwaarts marsch! (Zy willen vertrekken.)
| |
Achtste tooneel.
de vorigen, meeuwsen.
meeuws.
Gehoorzame dienaar!- | |
[pagina 116]
| |
stoffel.
Moet UEd. mijn moeder spreken?
meeuws.
De meid heeft my aangediend! (Hy zet zich.)
huppel,
ter zijde tegen stoffel.
O welk een heerlijk voorwerp om voor 't lapjen te houden, zoo wy tijd hadden. Ik heb een woekeraar noodig in 't ballet waaraan ik bezig ben: ik beloof u, ik zal dat bakkes niet vergeten. (Zy vertrekken.)
| |
Negende tooneel.
meeuwsen, juffr. krib, antjen.
juffr. krib,
in 't opkomen tegen antjen.
O wee! het is de man, daar ik u straks van sprak. (antjen zet zich aan haar werk.)
meeuws.
Verheugd u te zien, Juffr. Krib! Hoe is het met den staat van uwe dierbare gezondheid?
juffr. krib.
Zoo passelijk, Mijnheer Meeuwsen: de ouderdom komt met gebreken.
meeuws.
Och heden! wie weet dat beter dan ik? De jicht, de aemborstigheid, de doofheid, het zwakke gezicht, dat alles verergert; maar wat zal men er aan doen... Gelukkig, als men er het leven by houdt!
juffr. krib.
Nu, krakende wagens duren lang.
meeuws.
Ja, maar het zijn booze tijden: en zoo ik niet aan ziekte wegga, dan kom ik misschien nog om van honger en gebrek!
juffr. krib.
Van honger en gebrek? Een rijk man als Mijnheer Meeuwsen!
meeuws.
Rijk? ik rijk? Ja, als dat waar was... Och neen! ik weet ter naauwernood, hoe ik een stukjen droog broods verdiene: en dan komen de uitstaande pretentiën zoo slecht in...
juff. krib,
ter zijde.
Daar hebben wy het al. | |
[pagina 117]
| |
meeuws.
Van uitstaande pretentiën gesproken, ik heb nog een klein, klein, niet noemenswaard sommetjen op UEd. te pretendeeren; daar zalje my wel aan kunnen helpen... Och! 't is zoo'n bagatelletjen!
juffr. krib.
Een bagatelletjen? Ja... voor u, mijn Heer Meeuwsen!
meeuws.
Ik meen voor u, juffrouw Krib! Een onnoozele vijfduizend guldentjens...
juffr. krib.
Ja... daar zal mijn Heer toch zulk een schrikkelijke haast niet meê hebben...
meeuws.
Geen haast? en ik sta met een voet in 't graf: als ik optrek, woû ik toch gaarne een liquiden boedel achterlaten.
juffr. krib.
Indien mijn Heer nog een half jaartjen geduld woû nemen... Ik kan u waarlijk op dit oogenblik niet voldoen.
meeuws.
Ja, dat kan ik niet helpen: mijn pretentie is wettig en vooral oud genoeg.
juffr. krib.
Ik heb nooit meer dan de helft dier som genoten.
meeuws.
Ja, maar je weet zoo wel als ik, juffrouw Krib! dat de interessen zijn opgeloopen, en dat de oorspronkelijke briefjens ettelijke reizen zijn vernieuwd; tot dat ik eindelijk - nu zes maanden geleden - op uw verzoek, juffrouw Krib! my te vreden gesteld heb met eene akceptatie ten bedrage van de ronde som van vijf duizend guldens. Die akceptatie is hier: en heden is de vervaldag.
juffr. krib.
Je zult een arme weduwe toch niet ongelukkig willen maken...
meeuws.
Je hebt immers rijke zoons, die je wel by zullen springen...
antjen,
ter zijde.
Daarvan ben ik nog niet overtuigd. | |
[pagina 118]
| |
juffr. krib.
Die hebben zelve huishoudens met kinderen.
meeuws.
Kort en goed; geld moet ik hebben...
juffr. krib.
Kort en goed; ik heb het nu waarlijk niet.
meeuws.
Nu!... er is nog één dingetjen op te vinden.
juffr. krib.
En dat is?...
meeuws.
Ik moet den gandschen dag van huis wezen voor mijn beroep. Ik heb niemand, wien ik de zaken durf toevertrouwen als ik uitga. Nu wenschte ik wel, dat ik een lief vlijtig vrouwtjen had, dat de zorg van mijn huis op zich nam, als ik er niet was.
juffr. krib.
Zeer verstandig; maar ik begrijp nog niet...
meeuws.
Hoor eens, Juffrouw Krib: ik heb mijn oog laten vallen op een allerliefst suikerzoet schepseltjen...
juffr. krib.
En dat allerliefst, suikerzoet schepseltjen...
meeuws.
Is hier voor mijn oogen!
juffr. krib.
Wie meenje? My toch niet?
meeuws.
Hm! hm! je ziet er nog zoo kwaad niet uit, juffrouw Krib! en je zoudt ongetwijfeld een man zeer gelukkig kunnen maken; maar ik meen eigenlijk dat lieve juffertjen dáár. (Op Antjen wijzende.)
juffr. krib.
Antjen?
antjen.
De Hemel beware ons!
meeuws.
Wat zegje, Juffrouw Krib! Geef my dat hartjen tot vrouw, en ik scheur de akceptatie aan stukken.
juffr. krib.
Dus zoû ik je mijn dochter voor vijfduizend gulden verkoopen?
meeuws.
My dunkt, het is een grootmoedige propozitie: anders in den tegenwoordigen tijd wil men de liefste meisjens niet hebben, of zy moeten braaf geld toegeven... en ik sta er nog geld voor af om je dochter te hebben.
antjen,
zacht tegen juffr. krib:
Maar moeder!... en Willem... | |
[pagina 119]
| |
meeuws.
Je zult pleizierige dagen by my beleven, mijn engeltjen! dat beloof ik je!
antjen.
Zeer verplicht voor de eer!
juffr. krib.
Dat voorstel komt zoo onverwacht, mijn Heer Meeuwsen! Ik dien er toch eens over na te denken....
meeuws.
Zeer natuurlijk! Denk er over na, niets is billijker: ik geef u een heel uur beraad. Ik heb nog wat boodschappen in de buurt: na den afloop kom ik uw besluit vernemen. Gehoorzame dienaar! (Hy vertrekt.)
| |
Tiende tooneel.
juffrouw krib, antjen.
juffr. krib.
De Hemel sta ons by! Wat zullen wy nu doen?
antjen.
Moeder! kunnen wy dat geld niet byeen rapen? Kunnen wy niets naar den lommerd brengen?...
juffr. krib.
Hoe ongelukkig, dat ik nu juist dat tafelgoed en die snuisteryen heb weggezonden... doch dat zoû ons toch niet veel gebaat hebben...
antjen.
Moeder! ik wil alles voor u doen; ik wil dag en nacht voor u werken, tot ik het geld verdiene, dat Meeuwsen hebben moet; maar dat wandelend geraamte trouwen, - dat kan ik waarachtig niet.
juffr. krib.
Nu, ik wil hopen, dat mijn jongens my niet verlaten zullen. Wy zullen hun maar niet van den voorslag van Meeuwsen spreken. Wacht! my dunkt ik hoor hen: - maak jy intusschen het ontbijt gereed. | |
Elfde tooneel.
de vorigen, kribshof, kribbenveld, van der krib.
kribshof.
Welnu moeder! daar zijn wy reeds terug... | |
[pagina 120]
| |
kribbenveld.
En rammelende van den honger.
v.d. krib.
An omnia parata sunt? - dat is te zeggen: - is het ontbijt klaar?
antjen.
Zoo dadelijk!
kribshof.
Verbeeld u, moeder! waar ik de heeren vond...
kribbenveld.
Aan het bureau van den Schouwburg, daar vond ik den Heer Prokureur.
v.d. krib.
Ik zag het oogenblik, dat hy het plaatsjen zoû innemen, daar ik op vlaste voor mijne Emerentia.
kribshof.
Gelukkig zijn wy alle drie geholpen, en zullen wy het ballet niet behoeven te missen.
juffr krib.
Ja, maar laat ons eens over iets anders spreken. Hoort jongens: ik heb jelui wat te vertellen...
kribshof.
Wy luisteren!
kribbenveld.
Pourvu que ça ne soit pas trop long.
v.d. krib.
Conticuere omnes, dat wil zeggen...
juffr. krib.
Jongens! ik heb jeluî een schoone opvoeding gegeven, daar ik vrij wat geld aan heb moeten spaendeeren.
kribshof.
Nu, wy hebben u nog al geen schande aangedaan.
kribbenveld.
Integendeel! My dunkt, ik heb de familie nog al gereleveerd...
v.d. krib.
Didicisse fideliter artes emollit mores, dat is...
juffr. krib.
Ja, 't is niet om het jeluî te verwijten; maar ik heb jeluî al gegeven wat jeluî wenschen kost.
kribshof.
Ongetwijfeld.
kribbenveld.
C'est vrai.
v.d. krib.
Recte.
juffr. krib.
Nu is het eindelijk eens jou beurt geworden, om dankbaarheid te toonen en my een dienst te bewijzen.
kribshof.
Beschik over my.
kribbenveld.
Je suis prét. | |
[pagina 121]
| |
v.d. krib.
Adsum, dat is te zeggen: hier sta ik.
juffr. krib.
Ik moet uw raad innemen. Ik ben aan den Heer Meeuwsen een som van vijfduizend gulden schuldig Ik kan hem nu onmogelijk betalen, en hy wil my geen uitstel verleenen.
kribshof.
Aan Meeuwsen!
kribbenveld.
Vijfduizend guldens!
v.d. krib.
Is het mogelijk?
kribshof.
Hoe komje aan den vent, moeder?
kribbenveld.
Ja, waarom hebje je met den schurk ingelaten?
v.d. krib.
Je hadt den feneratori, dat is woekeraar, nooit iets moeten schuldig blijven.
juffr. krib.
Maar jongens! ik heb het immers gedaan om uwentwille. Van daag vervalt de akceptatie, die ik geteekend heb.
kribshof.
Een akceptatie! Hoe kan een vrouw van uwe jaren ook zoo dwaas wezen om een akceptatie te teekenen?
kribbenveld.
Quel enfantillage! Hoe ouder hoe maller!
v.d. krib.
Moeder verdiende... (Hy maakt de beweging van een kind met de gard geven.)
juffr. krib.
Ja! gedane zaken hebben geen keer; maar wat moet ik nu doen?
kribshof.
Procedeeren maar; ik wil je gratis bedienen.
kribbenveld.
Gekheid! Ik zal hem voorstellen zijn pretentie in te trekken of met my te duelleeren.
v.d. krib.
Ik zal hem een lectio lezen over zijn onmenschelijkheid.
juffr. krib.
Ja, dat is nu alles heel mooi; maar het eind zal toch wezen, dat ik moet betalen.
kribshof.
Nu, als dat toch het eind moet zijn, dan zoû ik er maar meê beginnen.
kribbenveld.
Wel ja, betaal hem; dan ben je er af! | |
[pagina 122]
| |
v.d. krib.
Als het geld wettig verschuldigd is, dan vordert de aequitas, dat gy betaalt.
juffr. krib.
Maar lieve deugd! ik heb het nu niet Als jeluî brave zoons waart, dan moest jeluî je moeder helpen.
kribshof.
Hm! zoo!
kribbenveld.
Vraiment?
v.d. krib.
Videndum erit.
kribshof.
Natuurlijk!
kribbenveld.
't Is plicht.
v.d. krib.
Een officium pietatis.
De drie broeders spreken met elkanderen.
juffr. krib.
Dat dacht ik wel. (Tegen Antjen, die inmiddels het ontbijt gereed heeft gemaakt.) Zie je, meid! je broêrs zijn brave jongens, die hun moeder niet in verlegenheid zulen laten zitten.
| |
Twaalfde tooneel.
de vorigen, stoffel.
stoffel.
Dag broêrs!
kribshof.
Dag Stoffeltjen!
kribbenveld.
Bonjour, nigaud!
v.d. krib.
Salve, asine! dat is te zeggen: goeden morgen, ezel!
juffr. krib,
tegen stoffel.
Zoo? kom jy op de koffy? Eten en drinken, ja, dat kan hy, anders niets.
antjen,
tegen de andere broeders.
En zult gylieden moeder waarlijk helpen? Dat is braaf!
(Zy omhelst hen.)
stoffel.
Waarin moet moeder geholpen worden?
juffr. krib.
Och! kom! vraag jy dat maar niet. Jy kunt moeder toch niet helpen. Al vertelde ik je wat er gaande is, dan zoû je er toch niets van begrijpen. (Tegen de andere broeders.) Hoe zal jelui 't nu maken?
| |
[pagina 123]
| |
kribshof.
Spreek gy, broeder Kribbenveld!
kribbenveld.
Spreek gy, frère van der Krib!
v.d. krib.
My dunkt het woord is aan u, als maiores natu.
kribshof.
Wat my betreft, moeder! zoo als ik u gezegd heb, ik wil u gaarne gratis bedienen; doch dat is alles wat ik voor u doen kan. Het gaat bitter achteruit met de praktijk; mijn huishouden wordt zwaar, en zoo ik al iets verdien, heb ik het zelf wel noodig.
kribbenveld.
En die mooie deklaratie, die je gisteren betaald is?
kribshof.
O! die is reeds gebruikt ter uitbreiding van mijn kantoor. Ik moet een klerk meer nemen, aanzienlijke voorschotten doen... in een woord: ik kan niets missen, zonder mijn fatsoen te verminderen; maar daar is mijn broeder de Schoolmeester en mijn broeder de Luitenant - die zullen ongetwijfeld wel in staat zijn, u te helpen. (Hy gaat zitten en drinkt koffy.)
juffr. krib,
by zich zelve.
Die ondankbare!
kribbenveld.
Ik! ik zoû kunnen helpen? en waar zoû dat van daan komen? als zoo'n rijke fokkert van een Prokureur, die geld wint als zand, niets voor je doen kan, waar zoû een arme Luitenant het dan van daan halen, die van zijn sobere gaadje leven moet?
v.d. krib.
En dat winstjen met het spel? Die volle goudbeurs...
kribbenveld.
O! dat gaat weêr heen als 't gekomen is. Ik heb een vast principe aangenomen, om mijn speelbeurs nooit tot andere einden te gebruiken.
juffr. krib,
by zich zelve.
Ook hy weigert hulp!
kribbenveld.
Maar daar is mijn broeder de Schoolmeester, die heeft een legio scholieren... Annette! s'il vous plait, une tasse de caffé. (Hy gaat aan de tafel.)
| |
[pagina 124]
| |
v.d. krib.
Ik? lieve hemel! pauper ego sum; dat is te zeggen: ik ben maar een arme hals.
kribshof,
etende.
En je rijke vrouw?
v.d. krib.
Ik ben buiten gemeenschap van goederen getrouwd. (Hy gaat mede aan tafel zitten.)
kribbenveld.
't Is schande, mon frère! dat je mama niet helpen wilt!
kribshof.
Ja wel schande!
v.d. krib.
't Is schande van jyluî, die veel vermogender zijt.
kribshof.
De wil ontbreekt my niet... maar de macht.
kribbenveld.
Zoo gaat het my ook. Waar zoû ik zoo'n som van daan halen?
v.d. krib.
Ut desunt vires, tamen est laudanda voluntas; dat wil zeggen...
juffr. krib.
Had ik dat van jelui kunnen verwachten, na al wat ik voor je gedaan heb...
kribshof.
Wy zullen er nog wel nader rijpelijk over spreken. - Hoeveel plaatsen heb jy, Kribbenveld?
kribbenveld.
Als ik dien Meeuwsen ontmoet, snij ik hem neus en ooren af. - Twee plaatsen, eene voor my en eene voor zeker iemand, die ik protegeer...
v.d. krib.
Ik zal dien inhumanum creditorem eens spreken. - Wat zal Emerentia verheugd zijn, dat ik nog een voorplaats in de loge heb gekregen.
juffr. krib,
die moedeloos in een stoel is gaan zitten.
Die ondankbaren! zy gaan naar de komedie en laten moeder treuren.
stoffel,
die gedurende dit tooneel in een hoek heeft zitten luisteren, staat op en gaat schroomvallig naar Juffr. Krib toe.
Hoeveel ben je schuldig, moeder?
juffr. krib.
Och jongen! maal toch niet. - Je weet immers niets af van zaken. | |
[pagina 125]
| |
stoffel
haalt de schouders op en neemt Antjen ter zijde.
Antjen! hoeveel is moeder schuldig? (Hy spreekt zacht met haar.)
kribshof.
Ja moeder! jy moest van avond ook naar den Schouwburg gaan: dat zoû je wat opbeuren.
kribbenveld.
Wel ja. Stoffel kan er je wel brengen. Wat zoû die jongen kijken, als hy dien Harlekijn eens zag.
stoffel.
Ja, dien zoû ik wel eens willen zien.
kribshof.
Ik wed dat hy je aan 't lachen maakte.
kribbenveld.
Stoffel lachen! dat zoû ook voor 't eerst van zijn leven zijn!
v.d. krib.
Surdo narras fabulam: paerlen voor de zwijnen.
juffr. krib,
schreiende.
Maar kinderen! denkt toch om uwe arme moeder! | |
Dertiende tooneel.
de vorigen, meeuwsen.
meeuwsen.
Ik heb de eer, het beminnelijk gezelschap alleronderdanigst te groeten. (Allen staan op.)
juffr. krib.
o Wee! o wee! daar is onze krediteur weêrom!
meeuwsen.
Ik kwam eens hooren, of Mejuffrouw Krib al over mijn voorstel heeft nagedacht.
juffr. krib.
Zoo als ik je zeide, mijn Heer! het is my heden onmogelijk; doch zoo je my een paar maanden uitstel geeft...
meeuwsen.
Zoo als ik u zeide, Juffrouw Krib! ik kan geen dag, geen uur, geene sekonde uitstel verleenen.
juffr. krib.
Gy ziet het, jongens!
kribshof.
Ja moeder! ik zie dat gy zaken hebt met mijn Heer en ik wil u niet storen. (Hij neemt hoed en stok.)
kribbenveld,
op zijn horologie ziende.
Het zal nu mijn | |
[pagina 126]
| |
tijd wezen om naar de kazerne te gaan. Au revoir, maman!
v.d. krib.
Ik heb een pricatissimum te half een. Ik moet weg.
juffr. krib,
hen weêrhoudende.
Blijf toch een oogenblik en spreek eens met dien hardvochtigen man. Jeluî zoudt toch ongaarne zien, dat de inboedel uwer moeder by exekutie verkocht werd.
kribshof.
Als gy het zoo begeert. - Mijn Heer Meeuwsen!
meeuwsen.
Mijn Heer!
kribshof.
UEd. kent my?
meeuwsen.
Mijn Heer betaald zeker voor Juffrouw Krib?
kribshof.
Dat niet; maar zoo UEd. my eens over de zaak wildet komen spreken aan mijn kantoor, dan...
meeuwsen.
Dankje mijn Heer! (Kribshof treedt terug.)
kribbenveld,
tegen Juffrouw Krib. C'est pour vous faire plaisir.
Mijn Heer Meeuwsen!-
meeuwsen.
Mijn Heer!
kribbenveld.
Hier hebje... een fikschen pallas. Heb je lust om reis met my aan den gang te raken?
meeuwsen,
verschrikt.
In 't geheel niet... ik ben een oud man... ik kom om mijn wettig eigendom...
kribbenveld,
terugtredende.
Je ziet, mama! er is niets aan te doen.
v.d. krib,
tegen
Meeuwsen. Domine!
meeuwsen.
Ik ben geen Dominé!
v.d. krib.
Domine, dat is te zeggen: mijn Heer. Heb gy ooit cicero de officiis gelezen?
meeuwsen.
Neen mijn Heer. Ik lees nooit iets anders dan de prijskoerant.
v.d. krib.
Anders zoudt gy weten, dat het strijdt met de humaniteit om een arme weduwe zoo hard te vallen.
meeuwsen.
Ik kom om mijn eigen. | |
[pagina 127]
| |
v.d. krib.
Gy ziet, moeder! de man luistert naar geen reden.
kribshof.
Komt! wie gaat mijn weg?
kribbenveld.
Allons!
v.d. krib.
Abeamus! (Zy willen gaan.)
meeuwsen.
En hoe denkt het lieve Antjen over mijn ander voorstel?
de broeders,
terugkomende.
Hoe nu, Antjen? een voorstel?
juffr. krib.
Helaas ja! de Heer Meeuwsen wil afstand doen van zijn pretentie, zoo Antjen zijn vrouw wil worden.
kribshof.
Waarlijk?
kribbenveld.
En verité?
v.d. krib.
Is het mogelijk? (Zy spreken zacht samen.)
stoffel.
Hoe! dat wezen!... en Antjen!...
juffr. krib.
Mijn Heer Meeuwsen! Antjen is reeds half en half verloofd.
meeuwsen.
Dat gaat my niet aan.
stoffel,
ter zijde.
Voor 't eerst van mijn leven wil ik eens Harlekijn zijn buiten het tooneel; de verzoeking is onweêrstaanbaar. (Hij neemt de karwats van Kribbenveld van den stoel, springt handig achter Meeuwsen, geeft hem een slag op den rug en staat met een tweeden sprong weder op zijn plaats.)
meeuwsen.
o Wee! o wee! wie doet dat? (Allen zien elkander verbaasd aan.) O wee mijn rug! 't is een schande, een eerlijk man dus te mishandelen; maar ik zal my wreken. Ik ga dadelijk een aanklacht tegen u allen in 't werk stellen. Wy zullen zien wie aan het langste eind blijft - dat zullen wy!
kribshof.
Hoor, mijn Heer! dat iemand u geslagen zoû hebben, verbeeldt gy u maar; doch wees zoo goed | |
[pagina 128]
| |
en ga een oogenblik in de andere kamer: wy zullen zien, of wy u niet te vrede kunnen stellen.
kribbenveld.
Wacht slechts vijf minuten: wy zullen je helpen.
v.d. krib.
Abeas in malam rem; dat wil zeggen: ga maar in de zijkamer.
meeuwsen.
Ik ben te goed; doch ik zal aan uw verzoek voldoen.
(Hy haalt zijn horologie uit.)
Over vijf minuten ben ik weêr hier.
Hy vertrekt.
| |
Veertiende tooneel.
de vorigen, behalve meeuwsen.
kribshof.
Hoe zuster! het hangt alleen van u af, moeder uit de verlegenheid te helpen, - en gy weigert haar die dienst te bewijzen!
antjen.
Maar broeder...
kribbenveld.
Maar dit en dat: het is schande, dat je zoo weinig voor je moeder overhebt.
v.d. krib.
Voorzeker: uw pietas, dat is, uw kinderliefde, had u reeds moeten zeggen, dat dit huwelijk plicht is.
antjen.
My dunkt, het ware dan even goed uw plicht, om moeder by te staan.
kribshof.
Indien gy niet onvatbaar waart voor reden, dan zoû ik u zeggen: bedenk welk een voordeel zulk een huwelijk aan de familie verschaft. Vijf duizend guldens limpido winst, en dan een schatrijk man!
kribbenveld.
En een man, die, zoo als hy zelf zegt, met een voet in 't graf staat. Wat een heerlijke spekulatie!
v.d. krib.
En dat de gelukkige zelfsvoldoening, moeder uit den nood gered te hebben. | |
[pagina 129]
| |
antjen.
Maar mijn Willem...
kribshof.
O wat! je Willem... een gek, die niets heeft.
kribbenveld.
Een melkmuil... die kan wel zoolang wachten, tot je Meeuwsen begraven hebt!
v.d. krib.
De eeuw, waarin men uit liefde trouwde, is lang voorby.
antjen.
Ik heb aan Willem mijn woord gegeven...
kribshof.
't Is maar koppigheid en onwil, zuster!
kribbenveld.
Men moest je behandelen als een onwillig kavalleriepaard.
v.d. krib.
Er moest een school wezen om romaneske jonge juffertjens haar plicht te leeren.
kribshof.
Ondankbare dochter!
kribbenveld.
Onverstandige kokette!
v.d. krib.
Ongevoelige neuswijs!
juffr. krib,
die al dien tijd in een stoel heeft zitten treuren, opstaande.
Neen maar jongens! jeluî valt Antjen ook te hard. Het arme kind heeft gelijk. Jeluî bent zelve ondankbare, ongevoelige wezens, en ik kan niet van haar vergen, dat zy meer zoû doen dan jyluî.
antjen.
Och neen moeder! ik voel dat zy gelijk hebben, en dat er niets op zit, dan dat ik my opoffere. Arme Willem! mijn hart zal breken... doch laat den Heer Meeuwsen komen... ik zal hem trouwen.
stoffel.
Hoe?
kribshof.
Braaf gesproken!
kribbenveld.
Ik loop hem halen. (Hy vertrekt.)
v.d. krib.
Dat is nu eerst gehandeld als een plichtbetrachtend meisjen betaamt. | |
[pagina 130]
| |
Vijftiende tooneel.
de vorigen, kribbenveld leidt meeuwsen binnen.
kribbenveld.
Ja mijn Heer! mijn zuster is bereid u als echtgenoot te omhelzen!
antjen,
met afkeer.
Te omhelzen!... neen dat zal ik nooit kunnen doen!
kribshof.
Het heeft ons slechts een woord gekost om haar over te halen.
v.d. krib.
Het verheugt my recht, dat ik aan zulk een Krezus zal verzwagerd worden.
meeuwsen.
Het genoegen is aan mijne zijde!
kribshof.
Ik maak u beiden mijn kompliment.
kribbenveld.
Mama! ik feliciteer u.
v.d. krib.
Iedereen zal dit huwelijk toejuichen.
stoffel,
in hun midden tredende.
Behalve ik!
allen.
Gy?
stoffel.
Dat huwelijk zal geen plaats hebben. Antjen! je moet je woord aan Willem gestand doen.
antjen.
Maar broeder, er schiet ons immers niets anders over!
kribshof.
Wat heeft hy er meê te maken?
kribbenveld.
Waar bemoei jy je meê?
v.d. krib.
Abeas asine, als verstandige lieden samen spreken.
meeuwsen.
Nu juffrouw Antjen! hoe is het?
antjen.
Ik heb toegestemd.
stoffel.
En ik stem af! - 't zal nooit gebeuren.
juffr. krib.
Stoffel! nu wordt het al te gek. Je moest liever hier van daan gaan.
meeuwsen.
Wie heeft zijn leven zoo iets meer gezien!
kribshof.
Och de jongen is te stom! hy begrijpt het geval niet! | |
[pagina 131]
| |
stoffel.
Ik begrijp het geval heel wel. Mijn Heer wil óf Antjen óf zijn geld hebben.
kribbenveld.
Nu, en Antjen wil hem wel trouwen.
stoffel.
Ja maar ik wil het niet hebben.
v.d. krib.
Kunt gy mijn Heer dan aan zijn geld helpen?
stoffel.
Hoeveel is moeder schuldig?
meeuwsen.
Vijf duizend guldens.
stoffel
haalt een brieventasch voor den dag en telt vijf bankbriefjes op tafel.
Hier zijn zy: en hier is pen en inkt. Kwiteer uw briefjen, en verlos ons van uwe tegenwoordigheid.
allen.
Hoe?
juffr. krib.
Mijn jongen! mijn beste jongen!
antjen.
Broeder! lieve broeder! (Beide vallen hem schreiende om den hals.)
kribshoff.
Hoe is het mogelijk?
kribbenveld.
Dat heeft hy zeker gestolen!
v.d. krib.
Obstupui; dat wil zeggen: ik sta te kijken als malle Jan.
meeuwsen.
Mijn Heer, hier is de kwitantie! Ik heb de eer mijne komplimenten aan het geëerde gezelschap te maken!
(Hy vertrekt.)
juffr. krib.
Maar Stoffeltjen! jongen! hoe kom je toch aan dat geld?
stoffel.
Het zijn de zure verdiensten van vele jaren; doch ik kan u mijn gandsche geheim niet zeggen. Hoor moeder! wy moeten dezen dag in vrolijkheid doorbrengen. Hier zijn drie komedielootjens voor de vertooning van heden avond. Ik kan er u niet brengen; maar Antjen zal wel iemand vinden, die met u gaan wil; niet waar? - Na de vertooning zal ik u alles ophelderen.
juffr. krib.
Ik beloof je, ik zal je niets vragen voor van avond. Mijn goede miskende Stoffel! (De gordijn valt.)
| |
[pagina 132]
| |
Het Harlekijne-Ballet wordt vertoond: bij de finale neemt Stoffel, die den Harlekijn gespeeld heeft, zijn masker af.
| |
Laatste tooneel.
stoffel, als Harlekijn. juffr. krib, antjen, met willem, haar vrijer. Corps de Ballet, een Tooneelknecht.
juffr. krib,
door het Corps de Ballet heendringende.
Mijn Stoffeltjen! mijn jongen! ben jy het waarlijk? of is het je schim?-
stoffel.
Ik ben het, lieve moeder!
juffr. krib.
Wel wie had het ooit kunnen denken! Wel Antjen! wie had het ooit gezeid!-
een tooneelknecht,
opkomende met een zak met geld, tegen Stoffel.
De groetenis van den Direkteur, en hier is de opbrengst van het benefiet!
stoffel.
Bestig! - Moeder! met hetgeen ik sedert acht jaren gespaard heb, heb ik uwe schulden betaald - mag ik dit nu aan Antjen geven, om haar huishouden wat in orde te brengen?
antjen,
hem omhelzende.
Lieve broeder! - Willem! bedank Stoffel toch! (Willem drukt hem de hand.)
juffr. krib.
O dat je broêrs dit eens zagen! Wat zouden zy zich schamen! Waar zitten ze? - Ja wel! zy zijn weggebleven, die ondankbare, ongevoelige wezens. Nu! zoo er hier altemet zoons tegenwoordig zijn, die hun gelijken, laten zy dan een voorbeeld aan mijn Stoffel nemen. |
|