Poëtische werken. Deel 7. Mengelpoëzy. Deel 3(1861)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave Mengelpoëzy. Het recht van bruiloftsavondkout, een Fransche legende. Uit het oorspronkelijke vertaald. Voorbericht. Het recht van bruiloftsavondkout, een Fransche legende. Aanteekeningen. De genade. Naar het Fransch van Racine. De genade. Eerste zang. De genade. Tweede zang. De genade. Derde zang. De genade. Vierde zang. Jakobaas weeklacht op het Huis te Teylingen. Jakobaas Weeklacht op het Huis te Teylingen. Aanteekening. Verspreide gedichten. Aan Selinde, met twee rozen. Kardoes. Verontschuldiging. Aan den heer N. Beets. Aan een jeugdige erfgename. Aan de zanggodin. In den vriendenrol van den heer Mr. Samuel Iperuszoon Wiselius. Avondrust. De vliegende visch. Heilwensch aan eene bruid door hare zoogzuster toegebracht. Feestlied, toegezongen aan de rederijkerskamer, opgericht te Amsterdam, in den jare 1844. Aan eene vriendelijke gastvrouw. Geld is de beste vriend. Aan Laura. Klinkdicht. Grijzaarts-lied. Laudabunt alii. Horatius. Vader en zoon. De Trojaansche oorlog. Een lied. Lijkzang op den hertog van Wellington, naar 't Engelsch van Tennyson. Nog een zeemansliedtjen. Hou zee. ‘Bevond ik mij op vreemden grond.’ Een oud lied. Vergeet mij niet. Lente-mijmeringen. 21 junij 1855. Oriana. Ballade. Herkules by Troje. De dochteren van Pretus. Wat men toch vóór heeft, als men braaf is. Jaap de reuzedooder. Aan mijn oude lamp. Aan een mijner kleinzoons. Gelaat en gemoed. Hoe men een vrouw al en niet behandelen moet. De vloek van 't Huis ter Leck. De effen ring. Vrouw, kinderen en vrienden. Hertog Jan I van Brabant. Den dichter H.C. Andersen. Vrijsters-tarief. De liedtjens-zanger. Ik heb mijn bonte koe verloren. Een uurtjen wijd. Een raadsel.