Offeranden op het altaar van Amor en Venus (onder ps. Ko Cassandra)(1987)–Jacob van Lennep– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Jantje en het pruikje Jantje zag een pruikje hangen, Als een' kosterspruik zoo groot; 't Scheen dat Jantje het woû plukken, Schoon zijn nichtje 't hem verbood.. ‘Hier is,’ zei hij, ‘noch mijn vader, Noch mijn moeder die het ziet, Aan een' pruik, zoo rijk beladen, Schaadt een enkel plukje niet!... Maar -- ik wil voorzigtig wezen En niet plukken.... ik loop heen!... Zou 'k aan een familie-pruikje Mij vergrijpen willen, -- neen!’ [pagina 9] [p. 9] Voort ging Jantje; doch zijn nichtje, Dat, heel stil, geluisterd had, Hield hem bij het heengaan tegen, Vooraan op zijn middelpad... ‘Braaf zoo, Jantje! sprak nu nichtje: ‘Voor uw deugd, mijn hartedief! Moogt ge thans het pruikje plukken... Nu heeft nicht haar Jantje lief!...’ Nichtje ging nu ras aan 't schudden, Jantje merkte 't schielijk op, En op 't zoo aanvallig pruikje, Liep hij aan als in galop!... Vorige Volgende