Offeranden op het altaar van Amor en Venus (onder ps. Ko Cassandra)(1987)–Jacob van Lennep– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 2] [p. 2] [pagina 3] [p. 3] Offeranden op het altaar van AMOR en VENUS door Ko Cassandra [pagina 5] [p. 5] voorzang aan alle schoonen koor Lieve schoonen! frissche rozen! Pralend in uw' lentetijd! Immer duur' ons minnekozen: U zij aller lied gewijd! solo Dat uw rijk fluweele lokken, Glanzend als de Kaapsche wijn, Zwart als git, of wit als vlokken, Altijd zegepralend zijn! Worden steeds uw tandjes reiner, En uw rozekoontjes rood! Uwe lieve voetjes kleiner, En uw laghende oogjes groot! Blijven ook uw' poez'le dijtjes, Even mollig, even zacht! [pagina 6] [p. 6] 't Is zoo prettig voor de bijtjes, Die ge in 't heiligdom verwacht! Wordt steeds teerder! wordt steeds schooner! Wordt steeds liever dóór en dóór! Spiegelt elken aardbewonder, Al den glans der houri's voor! Neem' uw teeder wierookvaatje, Steeds in schoon, als 't roosje, toe! Komt een bijtjen in zijn gaatje, 't Sluit' zich dan, als 't roosje, toe... 't Bijtje huist dan in een woning, Als gevoerd met hermelijn; En het eet en drinkt daar honing, En het schenkt er witte wijn! koor Lieve schoonen! frissche bloemen, Dat alzoo, bij liefde en pret, d'Aarde zich teregt mag noemen: t Paradijs van Mahomet! Vorige Volgende