de discussies met Siep Stuurman kreeg ik enigszins greep op het steeds opnieuw weerbarstige vraagstuk van de verhouding tussen het achttiende-eeuwse wetenschappelijke Verlichtingsdenken en de Europese expansie van de negentiende eeuw. Peter van der Veer introduceerde me bij zijn Onderzoekscentrum Godsdienst en Maatschappij, waar ik mij direct thuisvoelde.
Ook de inbreng van mijn familie wil ik hier noemen. Mijn grootouders van vaders kant vertrokken in 1914 naar Suriname als hernhutter zendelingen; mijn vader, ooms en tantes (oftewel 'de familie Zeist') werden daar geboren en groeiden op in Alkmaar aan de Commewijnerivier. Omdat Suriname me daarom van jongs af aan heeft beziggehouden, noem ik hier de familie als invloed. Maar ze is dat ook vanwege de hulp die ik kreeg bij het uitzoeken van allerlei onderdelen van dit boek. Met name mijn neef Peter, mijn zus Eva, mijn moeder, mijn vader en broer Maarten gingen als ik dat vroeg voor me aan de slag, ook al was voor hen niet altijd op te maken waar ik dan nu weer op afkoerste. Hun steun, en het enthousiasme van de rest van de familie, heeft me goed gedaan. In 1996 overleed mijn vader. Daarna schreef ik hoofdstuk 4, dat begint met de zeereis en God. Zo'n reis had hij als middelbare scholier in zijn eentje ondernomen, op weg naar een onbekend Nederland; het thema diende zich bij me aan als vanzelfsprekend onderwerp op die plek van het boek.
Dat boek raakt aan veel deel-specialisaties en telkens vond ik deskundigen die me verder stuurden. Van hen noem ik hier inzake Japan Isabel van Daalen (Japan-Nederland Instituut, Tokio), Yoko en Takeshi Doi, en Yasumasa Oka (Kobe City Museum). Rogier Bedaux, Kenn Vos en Pieter ter Keurs hielpen me bij het onderzoek in de collecties van het Rijksmuseum voor Volkenkunde te Leiden. Dank voorts aan Nelleke Blomhoff, Peter Boomgaard, Bea Brommer, Bernard Gardi, Rita Loupias, Patricia Spyer, Alex van Stipriaan, Bonno Thoden van Velzen en Henk te Velde. Hun opbouwende inbreng en adviezen hebben er - met het materiaal dat ik via hen in handen kreeg - toe bijgedragen dat ik überhaupt zo veel thema's die mijns inziens samenhangen met de vorming van een cultuur van het imperialisme, heb dúrven aansnijden. De manier waarop ik dat heb gedaan is uiteraard mijn verantwoordelijkheid. Ik hoop dat ik hen er ook weer iets mee teruggeef. Hansje Galesloot en Arnold Koper hebben de koers van dit schip in ieder stadium van nabij gevolgd. Hun kritische lezing van conceptteksten, steevast gevolgd door een golf van vragen en suggesties, was stimulerend en heeft veel bijgedragen aan de structuur en betoogtrant van dit boek. Kiki de Haas heeft door zijn inzicht in materialen en technieken, zijn (kunst)historische en etnografische kennis en interesse in het onderwerp van dit boek, aan dat onderwerp mede vorm gegeven. En om in de termen van de scheepvaart te blijven: bij tijd en wijle was hij bovendien een buitenboordmotortje dat de vaart erin hield.
Oldeberkoop / Amsterdam
maart 1998