Alle de brieven. Deel 1: 1673-1676
(1939)–Anthoni van Leeuwenhoek– Auteursrecht onbekendGepubliceerd in:
| ||
Korte inhoud:Begeleidend schrijven bij de toezending van 2 extracten (n.l. van de brieven van 7 Sept. en 4 Dec. 1674), en een teekening van een gezichtszenuw. | ||
Figuren:De in dezen brief door Leeuwenhoeck genoemde teekening van de dwarsdoorsnede van een gezichtszenuw, is vermoedelijk de roodkrijtteekening, welke wordt bewaard te Londen in het British Museum (Add. Sloane MS. fol. 125) bij een fragment van den brief van 22 Januari 1675. | ||
Opmerkingen:Bij dezen brief behooren door Leeuwenhoeck eigenhandig geschreven extracten van de brieven van 7 September en 4 December 1674, welke zich bevinden in de Universiteitsbibliotheek te Leipzig (Nachlass 135). Zij worden bewaard bij 2 figuren, behoorend bij den brief van 26 Maart 1675. Een afschrift van dezen brief, naar een copie van Leeuwenhoeck die verloren is gegaan, berust in de Universiteitsbibliotheek te Leiden. Het werd gemaakt door J.J. Verwijnen († 1925), destijds bibliothecaris van Teylers Stichting en de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem. Op dit afschrift staat als post scriptum met ander handschrift een Duitsche vertaling van het begin van den brief. | ||
Letter No. 14.
| ||
Published in:
| ||
Summary:Sent with two fragments (of the letters of September 7th and December 4th 1674) and a drawing of the optic nerve. | ||
Figures:The drawing of a transverse section of the optic nerve mentioned by Leeuwenhoeck in this letter, is in all probability the drawing in red chalk, preserved in the British Museum together with a fragment of the letter of January 22nd 1675 (Add. Sloane MSS. fol. 125). | ||
Remarks:Two autograph extracts from the letters of September 7th and December 4th 1674 belong to this letter. They are in the University Library at Leipsic (Nachlass 135), where they are kept together with two figures that belong to the letter of March 26th 1675. In the library of the University of Leiden there is a transscript of this letter, made from a now lost copy by Leeuwenhoeck on which, by way of postscript, there was in a different handwriting, a German translation of the opening part of the letter. This transscript was made by J.J. Verwijnen (d. 1925), librarian at that time of the Teyler Foundation and the Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (Dutch Scientific Society) at Haarlem. | ||
d'Hr C: Huijgens van Zuijlichem
Delff. den 26e Xmbr 1674
Mijn Heer.
Nademael ick gesien heb, dat te meermalen mijn geringe observatien, en consideratien, met een seer naeuwkuerich Ooge en Oore van UEdt altijt sijn aengenomen, Neem ick de vrijmoedicheijt UEt de extracten uijt twee distincte missivenGa naar voetnoot1, bij mij aende Roijale Societeijt van Engelant toegesonden, rakende mijne observatien ontrent de gesicht senuwe, ende de senuwe van het wijt verspreijde seste paerGa naar voetnoot2, waer over de Geleerde (soo mij onderricht is) tot noch toe hebben getwist, UEdt nevens de VoorSe extracten een copie vande selve senuwe die ick soo deselve door een microscope vertoonde heb laten uijt teijckenen, toe te senden, gelieft mijne demonstratien ten goede te duijden, ende altijt gedencken wie dat ick ben; Ick heb sedert eenigen tijt herwaerts besich geweest, met het observeren van het sout, van verscheijde planten die ick kan machtich werden. Mijn voornemen is nu omme na mijn vermogen te observeren, de delen die inde wateren, wijnen etc. sijn, waer toe ick mij in beelt, dat ick eenige middelen uijt gevonden heb, Maer het Vochtich ende dampich weder en laet nu niet toe daer mede voort te varen. Mijn Heer sijt gegroet, ende ick sal onder des blijven.
Mijn Heer.
U:Edts ten Hooghst verplichten Dr
Antonj Leeuwenhoeck | ||
[Delff the 26th of December 1674.
Mr. C. Huijgens van Zuijlichem.
Sir,
Having noticed that you have often paid close attention to my slight observations and considerations, whether spoken or written, I take the liberty to send you extracts from two separate lettersGa naar voetnoot1 forwarded by me to the Royal Society, dealing with the optic nerve and the nerves of the wide-spread sixth pairGa naar voetnoot2, concerning which I am told scientists have quarrelled thus far. I add a copy of these as I saw them through my microscope, drawn by my order. Judge my demonstrations leniently and please to remember who I am. Recently I have been occupied in observing the salt of as many plants as I can lay my hands upon. I intend to observe the parts which are in waters, wines, etc., having, I imagine, found certain means to do so, but the damp and wet weather did not allow me to continue this.
With my greetings I remain,
Your very obedient servant,
Antonj Leeuwenhoeck]. |
|