De Appelmoesstraat is anders
(1978)–Joke van Leeuwen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
[pagina 5]
| |
Toch zijn er drie verschillen. Zie jij ze? | |
[pagina 6]
| |
In het eerste huis woont meneer Doppertje. Die zegt nooit ‘dag’ of ‘hallo’ of zo iets, die roept altijd ‘Boe’. Hij probeert je bang te maken, want dat vindt hij leuk. | |
[pagina 7]
| |
Dan zegt hij opeens: ‘Ik ben het maar, hoor,’ en gaat hij heel hard lachen, zó hard dat je écht een beetje bang wordt. | |
[pagina 8]
| |
In het tweede huis woont familie Musseknus met vier honden en twee poezen en een schildpad. Nu is het huis zo vol, dat er eigenlijk niemand meer bij kan. Jij ook niet. | |
[pagina 9]
| |
Dat is jammer, want het is best gezellig met vier honden en twee poezen en een schildpad in je huis. | |
[pagina 10]
| |
In het derde huis woont mevrouw Diertje. Die is vreselijk slordig. Ze wil wel opruimen, maar ze wil eerst haar bril vinden, want als ze haar bril niet heeft ziet ze niet goed hoe ze moet opruimen, | |
[pagina 11]
| |
maar als ze niet opruimt vindt ze haar bril niet.
Help maar even: waar is haar bril? | |
[pagina 12]
| |
In het vierde huis woont Mientje Melk met haar vader en moeder. Mientje kan heel goed rugzwemmen. Ze heeft twee zilveren bekers met gouden randjes gewonnen. Maar haar vader en moeder willen dat ze het allerbeste van allemaal kan rugzwemmen. Daarom oefenen ze elke dag in het zwembad. | |
[pagina 13]
| |
Als er bezoek is, zegt mevrouw Melk: ‘Mientje, laat je zilveren bekers met gouden randjes eens zien. Onze Mientje kan namelijk heel goed rugzwemmen maar nog niet het allerbeste van allemaal.’ | |
[pagina 14]
| |
In het vijfde huis woont niemand, | |
[pagina 15]
| |
maar dat zal niet lang meer duren... | |
[pagina 16-17]
| |
Welk weggetje gaat naar de Appelmoesstraat? | |
[pagina 18]
| |
Daar komt iemand aan met een kar vol spulletjes. ‘Dag,’ zegt ze, ‘ik kom hier wonen, ik ben Mierendella van Malen tot Mosterdsaus, maar zeg maar Miep of mevrouw Miep maar niet tante Miep want ik ben je tante niet.’ | |
[pagina 19]
| |
Ze heeft van alles bij zich: een grote witte vogel die Vis heet, planken, een plant met een moeilijke naam: Filomena Fleureflora Fantasia, en nog veel meer.
Appels, dat begint met een a, een boek en een bad, dat begint met een b, de citroen met een c en de doos met een d. Kun je zo doorgaan tot de z van zaag? | |
[pagina 20]
| |
Ze stopt voor het vijfde huis en brengt haar spulletjes naar binnen: de grote witte vogel die Vis heet, en het bad | |
[pagina 21]
| |
en de plant met de moeilijke naam (Filomena Fleureflora Fantasia), alles, behalve de planken, want daar bouwt ze een schutting van. | |
[pagina 22]
| |
Ze bouwt zo'n hoge schutting dat je niet meer kunt zien wat ze aan het doen is. Maar je kunt haar wel horen: ze timmert en zaagt en zingt liedjes van tiddeldie en o-beebie-jes en soms roept ze ‘AU’ maar als je vraagt ‘Wat is er?’ dan roept ze ‘O, niks!’ | |
[pagina 23]
| |
Wat staat er op de schutting? Als je de letters overtrekt volgens de nummers 1 tot 9 dan kun je het lezen.
Ze is uuuren bezig maar dan zegt ze opeens: ‘Ziezo, dat is dat.’ Ze haalt de schutting weer weg. Nu kun je zien wat ze gedaan heeft. | |
[pagina 24]
| |
[pagina 25]
| |
‘Zo is het helemaal naar mijn zin,’ zegt Miep (die eigenlijk Mierendella van Malen tot Mosterdsaus heet), ‘komen jullie nu maar langs voor een kopje thee of zo dan kun je zien hoe mooi mijn huis is.’
Kijk, daar komt al iemand. | |
[pagina 26]
| |
Het is meneer Doppertje. ‘Boe,’ zegt hij. ‘Je lijkt wel een koe,’ zegt Miep. ‘O mevrouw Miep,’ zegt meneer Doppertje, ‘ik wil mijn huis ook anders maken, het moet een griezelhuis worden waar iedereen bang van is. Wil je me helpen?’ ‘Nou goed dan, omdat jij het bent,’ zegt Miep. | |
[pagina 27]
| |
Ze zetten een bord voor het huis van meneer Doppertje. Boe staat erop. Nu durft niemand dichtbij te komen om te kijken wat ze doen. Ze zijn uuuren bezig maar dan zegt Miep opeens: ‘Ziezo, dat is dat.’ Nu ziet het huis van meneer Doppertje er zo uit: | |
[pagina 28]
| |
[pagina 29]
| |
‘Is het zo naar je zin?’ vraagt Miep. ‘Ja,’ zegt meneer Doppertje, ‘maar misschien durft nu niemand meer bij me thuis te komen.’ ‘Dat is dan jammer,’ zegt Miep. | |
[pagina 30]
| |
Meneer Musseknus is de tweede die even langs komt. ‘O mevrouw Miep,’ zegt hij, ‘wij willen ons huis ook anders maken, wij hebben vier honden en twee poezen en een schildpad, er is veel te weinig plaats. Wil je ons helpen?’ ‘Nou goed dan, omdat jij het bent,’ zegt Miep. | |
[pagina 31]
| |
Het wordt avond. Alles wordt donker. Daarom kan niemand meer zien wat ze doen. Ze zijn uuuren bezig maar dan zegt Miep opeens: ‘Ziezo, dat is dat.’ Als het weer licht wordt, kun je zien hoe het huis van familie Musseknus eruitziet. | |
[pagina 32]
| |
[pagina 33]
| |
‘Is het naar jullie zin?’ vraagt Miep. ‘Ja,’ zegt mevrouw Musseknus, ‘maar nu kunnen we niet meer door de voordeur.’ ‘Dat is dan jammer,’ zegt Miep. | |
[pagina 34]
| |
Mevrouw Diertje is de derde die even langs komt. ‘O mevrouw hoe-heet-je-ook-alweer,’ zegt ze, ‘het is zo'n rommel bij me thuis en ik weet niet hoe ik het weer netjes moet maken. Wil je me helpen?’ ‘Nou goed dan, omdat jij het bent,’ zegt Miep. | |
[pagina 35]
| |
Ze gooien alle spulletjes naar buiten. Het wordt zo'n hoge berg dat je niet meer kunt zien wat erachter gebeurt. Ze zijn uuuren bezig maar dan zegt Miep opeens: ‘Ziezo, dat is dat.’ Ze ruimen alle spulletjes weer op. Nu ziet het huis van mevrouw Diertje er zo uit: | |
[pagina 36]
| |
[pagina 37]
| |
‘Is het naar je zin?’ vraagt Miep. ‘Ja,’ zegt mevrouw Diertje, ‘maar nu kan ik niet meer door de ramen kijken.’ ‘Dat is dan jammer,’ zegt Miep. | |
[pagina 38]
| |
Mevrouw Melk is de vierde die even langs komt. Ze heeft Mientje meegenomen en Mientje heeft de zilveren bekers met gouden randjes meegenomen. ‘Laat ze eens zien aan tante Miep,’ zegt mevrouw Melk. Dan zegt ze: ‘We willen ons huis ook anders maken zodat Mientje vaker kan rugzwemmen. Anders wordt ze nooit de allerbeste van allemaal. Wil je ons helpen?’ ‘Nou goed dan, omdat jij het bent,’ zegt Miep. | |
[pagina 39]
| |
Ze draaien alle kranen open. Er ligt een grote plas water op de stoep. Daarom kan niemand dichtbij komen om te kijken wat ze doen. Ze zijn uuuren bezig maar dan zegt Miep opeens: ‘Ziezo, dat is dat.’ Als het water op de stoep is opgedroogd kun je zien wat ze gedaan hebben. | |
[pagina 40]
| |
[pagina 41]
| |
‘Is het naar jullie zin?’ vraagt Miep. ‘Ja,’ zegt Mientje, ‘maar ik heb een vriendinnetje dat niet kan zwemmen.’ ‘Dat is dan jammer,’ zegt Miep. | |
[pagina 42]
| |
Nu komt er niemand meer even langs. Miep is moe, poe poe wat is ze moe. ‘Nu heb ik wel genoeg huizen anders gemaakt,’ denkt ze. Dan valt ze in slaap op haar balkonnetje. Ze slaapt uuurenlang en droomt zeven dromen achter elkaar die ze allemaal weer vergeet. | |
[pagina 43]
| |
Ze wordt wakker gemaakt door geluiden die van de straat komen. Ze kan haar ogen wel dichthouden maar haar oren niet. ‘Wat is er nou toch aan de hand?’ denkt ze. | |
[pagina 44]
| |
Er staan een heleboel mensen op haar stoep. Ze willen allemaal hun huis anders maken. Er is een dikke meneer bij die alles te smal vindt en een lange meneer die alles te laag vindt en een deftige meneer die alles te gewoon vindt en een vuile jongen die alles te netjes vindt | |
[pagina 45]
| |
en een barones die een huis met torentjes wil en twee kinderen die glijbanen willen in plaats van trappen en een verlegen mevrouw die een huis vol wegkruip-hoekjes wil en een luie meneer die een huis vol zachte matrassen wil en een mevrouw die van haar huis een vogelkooi wil maken en nog een paar mensen, maar ik weet niet wat die willen. | |
[pagina 46]
| |
‘O nee,’ denkt Miep. ‘Dat zijn veel te veel mensen, en ik ben veel te moe.’ Eerst probeert ze zich te verstoppen maar dat lukt niet zo goed. Dan, als niemand kijkt | |
[pagina 47]
| |
glijdt ze gauw van de bladzij af en verstopt zich in de boekenkast. | |
[pagina 48]
| |
Nu staan al die mensen nog steeds te wachten.
Of toch niet allemaal? Is er al iemand weggegaan? | |
[pagina 49]
| |
Dus als je toevallig eens door de Appelmoesstraat loopt en je ziet al die mensen staan, zeg je dan even dat Miep niet thuis is? En als ze dan vragen of jíj ze wilt helpen... | |
[pagina 50]
| |
maak dan maar een tekening voor ze van een dikke-mensen-huis en een lange-mensen-huis en een deftige-mensen-huis en een vuile-kinderen-huis en een torentjes-huis en een glijbanen-huis en een wegkruiphoekjes-huis en een luie-matrassen-huis en een vogelkooien-huis
en vraag dan ook maar even aan die andere mensen wat ze willen. | |
[pagina 51]
| |
|