Haerlemmermeerboeck
(1973)–Jan Adriaansz Leeghwater– Auteursrechtelijk beschermd9.Myn Grootmoeder, te weten mijn Moeders Moeder, genaamt Pietje Pieters Schoutes, die was een Susterling van den Abt van ’t Clooster van | |
[pagina 9]
| |
Egmond, ende zo ik wel van myn oude Oom heb horen verhalen, zo en was daar niet meer als een Speelwerk van klokken in Holland; dat was op het Clooster tot Egmond. | |
10.In dien tyt van mijn Grootmoeder en was daar maar een Koren-Molen op het Eyland, dewelke in ’t Dorp van Schermer stont, daar de andere plaatzen ende gehugten mede ter Molen mosten komen: en het Maal-loon van een zak zaad was een oortjen: ende die Luiden (zo my verscheidemaal verhaalt is) en konden dikwils geen oortjen by malkander verzamelen, moesten daarom nog Eyeren uit het nest nemen, om het Maal-loon daar mede te betalen. Behalven dien zo hadden die gemeene Bueren op ’t West-end van de Ryp een Oven, daar zy by beurten in bakten, om het Bak-loon mede te besparen. | |
11.De Huis-luiden van Schermer waren in myn jonkheit, doen ik daar eerst getrouwt was, wat rouw van manieren en zeden: dewelke nu mede al zeer betemt ende manierig zijn. Daar waren weinig huizen die schoorstenen hadden: Ook was daaara zelden een bequame zolder ofte vloer in ’t huis. | |
12.Ysbrand Jansz. de Lange, die op ’t West-end van de Ryp woont, in het derde huis bewesten de west ender-brug, diemen Jan Stynes brug pleeg te noemen, die heeft my verhaalt, doen zijn Over-groot-Vader, (genaamt Reyer) dat eerste huis op dat Erf liet timmeren, (daar nu lange Ysbrant nog tegenwoordig woont) doen en stondender niet meer als zeven en-twintig huizen in de Ryp. |
|