de ruiten uit glasscherven, waarbij het ontbrekende met papier dichtgeplakt was.
Op de mensen echter die hier woonden scheen inderdaad de naam ‘ondermensen’ toepasselijk. In vodden gekleed, vuil, verwaarloosd, met ongekamde haren lagen en zaten zij voor hun deuren.
Het duurde lang, voordat ik mij, door nieuwsgierigheid gedreven, naar beneden waagde in hun straatje. Ze keken mij aan als een vijandelijke vreemdeling. Hier was niemand die zijn vuist opstak of ‘salud’ zei.
Toen ik mij, aan het einde van het straatje, omkeerde, was de terugweg naar de trap afgesneden. Midden in de straat was een plotselinge hevige ruzie ontstaan, die de lucht vervulde met dierlijke kreten en vloeken. Twee jonge kerels, met openhangend hemd, gingen elkander te lijf en ieder ogenblik verwachtte ik dat de messen te voorschijn zouden komen. Een jongen van twaalf jaar tandakte huilend om hen heen en trachtte de aanvaller van zijn broer met stenen te wonden. Een paar wijven holden huilend op mij toe: ‘Ay, madre mia, kapitein, komt u toch tussenbeide, dat ze elkaar niet vermoorden!’ Ineens bevond ik mij, daar ik mijn revolver thuis had gelaten, in de onaangename positie van een politieagent zonder wapens. Liep ik niet kans, dat de hele bevolking van die straat zich tegen mij zou keren als ik tussenbeide kwam in hun zaken?
Ik weet nog niet hoe ik het klaargespeeld heb, in ieder geval stond ik op een gegeven ogenblik tussen de twee vechtersbazen, die door vrouwen vastgehouden werden en vertelde zo iets van, dat wij in deze tijd waarachtig wel wat anders te doen hadden dan elkaar in de haren te vliegen. De aanvaller trok zich, schouderophalend en scheldend, terug, maar het kleine broertje moest apart ontwapend worden, daar hij hem opnieuw met een steen achternaging. De andere jongen, die ik vasthield, scheen over zijn zenuwen heen, huilde van woede en riep hemel en hel tot zijn getuigen: ‘Ik bén geen deserteur, mijnheer de kapitein, zoals die smeerlap beweerd heeft, ik bén geen deserteur, ik kan u de papieren laten zien, dat ik alleen voor mijn slechte longen afgekeurd ben!’
Op mijn terugweg naar hotel Majestic had ik ampel gelegen-