Het berenboekje(ca. 1948)–Freddie Langeler– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Ruiten lappen Och, die arme jongeheer Timotheus Teddybeer! Op zijn vrije dag zei Moe: ‘Ga de ruiten lappen - toe! Anders loop je maar op straat en doet niets dan kattekwaad!’ En zo staat Tim dan op de leer; zijn poot gaat heftig op en neer. Hij denkt: ‘Als ik ze netjes was - al ben ik ook niet in mijn sas - krijg ik na 't eten van m'n moe misschien wel iets heel lekkers toe!’ [pagina 9] [p. 9] Maar wie verschijnt daar in de straat? Nu krijgt Tim het toch wel te kwaad, het is Jakobus Potjelik met bei z'n neefjes - Prop en Dik. En als ze Timmie daar zien staan, dan is het met zijn rust gedaan: ‘Kijk, kijk, dat zie ik nu zo graag,’ spreekt deftig Jaap, de ergste plaag, ‘dat zo een kleine beren-man z'n moesje helpt, zoveel hij kan.’ ‘Zeg, doe vooral je schortje voor - en mors niet op je buisje, hoor!’ Zo plagen ze de arme Tim, maar Timmie is verbazend slim: [pagina 10] [p. 10] hij doet alsof hij heel niets hoort, maar eind'lijk, bij het laatste woord, dan zegt hij plots: ‘Ik heb je dóór! Maar jullie màg niet meedoen, hoor! ik doe het zelf, dat fijne werk. Of denk je dat ik het niet merk? ik zie het best, jouw valse lach - dat is omdat je 't zelf niet mag!’ De and're beertjes staan versteld; nog niemand heeft hun ooit verteld, dat ruitenlappen - o, gewis! - het leukste werk ter wereld is... [pagina 11] [p. 11] En eindelijk zegt zachtjes Dik: ‘Zeg Tim, je krijgt van mij een flik, wanneer ik ook eens even mag!’ ‘'t Is goed,’ zegt Timmie met een lach. Na Dik komt Propje aan de beurt, omdat hij zo verschrikkelijk zeurt en daarna Jaap, die geeft een cent. Tim zegt: ‘'t Is omdat jij het bent!’ En nu wordt, eer je het goed snapt, het hele raam piekfijn gelapt. Tim, met z'n handen in z'n zak, die staat er bij, op z'n gemak. Hij heeft een cent en ook een flik en 't werk... dat deden Jaap en Dik! Vorige Volgende