kingen en vertalingen: van Boisrobert, Corneille, Rotrou, Scarron, Lope de Vega en vooral van Calderon. De spektakelrijke stukken van de ‘Spaanse’ Brusselaars werden zelfs in Amsterdam opgevoerd en gedrukt, al dan niet verhollandst. Zij hebben ongetwijfeld een brugfunctie vervuld. Een aantal stukken van De Grieck werd zelfs uitsluitend in het Noorden uitgegeven. Schouwenberghs Sigismundus, een vertaling van Calderons La Vida es Sueño, in Brussel voor het eerst opgevoerd in 1645, beleefde negen jaar later zijn Amsterdamse première en werd hier tot ver in de achttiende eeuw herhaalde malen gedrukt. In Hamburg werd het stuk in 1693 zelfs omgewerkt tot een libretto voor een opera. Intussen bleven ook Noordnederlandse auteurs op het repertoire van de Compagnies prijken. Dat daarbij graag werd uitgekeken naar bewerkingen uit het Spaans van Thomas Asselijn, Isaac Vos, Catharina Questiers of Joannes Serwouters spreekt boekdelen.
Met ‘le Grand Theâtre’ op de Munt kregen, voor zover dat nog nodig was, de Italiaanse opera, het ballet en het Franse toneel de kans om zich verder met glans te ontplooien. Om te kunnen rivaliseren met de ‘Opéra de Paris’ verhief Maximiliaan de zaal in 1704 zelfs tot ‘Académie de Musique’. Maar schijn bedriegt. De politieke toestand en de financiële moeilijkheden in de laatste ‘Spaanse’ jaren brachten het bruisend Brussels theaterleven van het einde van de zeventiende eeuw al gauw tot stagnatie. Pas toen de bevelen en de modes vanuit Wenen gedicteerd werden, deed zich een gunstige kentering voor. In de jaren twintig en dertig ging, zoals destijds overal in Europa het geval was, het Italiaanse zangspel pas echt schitteren in het theater aan de Munt.
Ook in het Nederlands kwam het toneel weer volop tot leven in spektakelrijke en pakkende voorstellingen, gestoffeerd met muziek, dans en grootse vertoningen. Wellicht nog een representant van de oude garde was Anton Flas, van wie - op de vooravond van zijn zeventigste verjaardag - in 1717 ineens vier versdrama's werden gedrukt. In zijn
Judith herinneren het gebruik van zang, dans en dubbelkoren, de pompeuze en overweldigende enscenering, het gebruik van de allegorie en het strijdbare katholieke karakter zonder meer aan het jezuïetentoneel. Merkwaardig is dat de Brusselse drukker Zacharias Bettens elk van de stukken, al dan niet op aanwijzing van de auteur, niet als ‘treurspel’ aankondigt, maar als ‘Hooft-Tooneel’. Ook Flas' toneelschrijvende zoon, de kapucijner monnik Justinus van Brussel, gebruikt deze term, één keer ook ‘Hooft-stoffe’. Gaat het hier om een variant van wat in het toenmalige Duitse theater ‘Haupt- und Staatsaktion’ werd genoemd en kregen we in Brussel na de Spaanse en gelijktijdig met de Franse, ook
Portret van Johan Laurens Krafft.