Werk(1926)–Prosper Van Langendonck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] De orgeldraaier zingt: Ik draag langs 's Heeren straten mijn klagend orgel om, en zing, op droeve maten, mijn eigen 't wellekom. 'k Zing afgezaagde zangen van ‘een gebroken hart’, van ‘onvoldaan verlangen’ en ‘onbegrepen smart’. 't Volk luistert, onverschillig, naar 't lied, van ouds bekend; soms reikt me een vrouw, goedwillig, een kruimel of een cent. Soms waant men te vermoeden 't leed van den armen man: kon de één mensch ooit bevroeden, wat de andre voelen kan? En 'k draag, door straat en stegen, mijn klagend orgel heen, en voel me, in 't drukst bewegen, zoo moedermensch alleen. October 1896 Vorige Volgende