Werk(1926)–Prosper Van Langendonck– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Aan eene onbekende 'k Liet door den schouwburg onbestemd mijn blikken waren terwijl ginds de opera wegschemerde in de vert'. Bewustloos scheen mijn geest en 't bleef me koud om 't hert. Dan kwaamt ge - een lichtglans - voor mijn dolend oog gevaren. En eensklaps trilde een wonder zingen op de snaren, een lang vermiste toon, die me optilde uit de smert, muziek, die als een blauwe zee bewogen werd, wijl - ster der hoop - uw oog er pinkelde op de baren. O! in een zoeten droom verzwond ik toen en dacht aan schaarsgedeelde vreugde en nieuwe levenskracht en 'k zocht... was mijn Sirene in 't toovermeir bedolven? Heen waart ge! - en hortend, klotsend, huilend ging 't akkoord en stuwde weer mijn geest in sombre richting voort, een naakt, ontredderd wrak, daar vlottend langs de golven... 1887 Vorige Volgende