Spiegel der vaderlandsche kooplieden
(1929)–Pieter Langendijk– Auteursrecht onbekend
[pagina 4]
| |
De Spiegel der Vaderlandsche Kooplieden.Eerste BedryfGa naar voetnoot1).
Het Tooneel verbeeld een Kamer, waar in Ernst in een hoek, aan een Tafeltje daar een schotel spys op staat, zit te slaapen.
| |
Eerste Tooneel.
ernst, michel, zoetekaauw.
michel.
Oldvóóder, dóór stóót een schotelken. Wil stoe nigt vretten?
De spies is kold geworden: ik sol 'er een luttel vuur onderzettenGa naar voetnoot2).
zoetekaauw.
De Kok is in 't voorhuis, met de venezoenenGa naar voetnoot3), de pastyen en het koud gebraad,
Dat t' avond op tafel moet koomen. Mogen ze hier inkoomen, Kamaraad?
Myn volk is' er ook met de piramiden.
michel.
Wat behoeft stoe dat te vróógen,
Banketbakkerken? lóót zie dat bi de Deernen in de Keuken dróógen.
| |
[pagina 5]
| |
zoetekaauw.
Mannen, kom maar binnen, in order, achter malkaêr.
De Knechts van den Banketbakker en den Kok draagen, één voor één, achter malkander, piramiden van banket, confituuren, tempels van suikerwerk, venezoenen, gebraad en pastyen in schotels; waar mede zy vervolgens weder binnen gaan in een ander zyscherm.
| |
Tweede Tooneel.
lichthart, losbol, joris, ernst, slaapende, michel, zoetekaauw.
zoetekaauw, tegen lichthart.
Heer TractantGa naar voetnoot1)! dat is goed! zie ik u daar?
Ik wensch u veel geluk met de vermeerdering van uw jaaren.
lichthart.
Ik dank u, vriend Zoetekaauw.
zoetekaauw.
Ik wensch u lang wel te vaaren.
lichthart.
Ei, Meester Zoetekaauw, blyf hier een weinig staan.
Zeg flusGa naar voetnoot2) aan uw volk dat zy de achterdeur moeten uitgaan.
zoetekaauw.
Mynheer Lichthart, ik heb zo veel werk met de suikertafel klaar te maaken,
Dat ik niet weet hoe ik 'er met fatsoen door zal geraaken.
Ik practizeer om alles uittevoeren met de uiterste kunst,
En hoop zo veel genoegen te geeven dat ik zal blijven in uw gunst.
| |
[pagina 6]
| |
lichthart.
Maar, Meester Zoetekaauw, ik ben nieuwsgierig hoe gy de tafel zult stoffeeren.
zoetekaauw.
Zo als ik gedaan heb in den Haag by Ambassadeurs en groote Heeren.
Ik heb duizendeGa naar voetnoot1) figuuren, die ik bewaar in fyn Engelsch glas.
lichthart.
Maar zeg; wat zinnebeelden breng je op dit Verjaarmaal te pas?
zoetekaauw.
De toren van Babel zal van witte suiker staan, in het midden van een' vyver,
Volgens de prent in Flavius Josephus, den Joodschen Historie-schryverGa naar voetnoot2).
Uw naam en jaardag zal boven den ingang geschreeven staan in goud.
De vyver zal rondöm met grotwerk zyn, sierlyk opgebouwd.
Venus zal 'er met haar schulp in laveeren; en daar zullen walvisschen in zwemmen.
Je zult 'er Nepthunus met zyn' drietand in zien, die de zee zal temmen.
Daar zullen twee Oostïndische Schepen in zeilen, naar Batavia gedestineerd.
Bemand met gesuikerdeGa naar voetnoot3) LichtmissenGa naar voetnoot4), die hun goed hebben verteerd.
De naamen van de schepen zijn de Faëton, en de Icarus, die op het StadhuisGa naar voetnoot5) is uitgehouwenGa naar voetnoot6).
lichthart.
Ja, zyn beeldtenis kan men voor de Desolaate Boedelkamer aanschouwen.
| |
[pagina 7]
| |
zoetekaauw.
De Schreijershoeks toren zal voortäan op het grotwerk staan.
En daar zal men de lichters hebben, daar het volk meê naar Tessel zal gaan
lichthart.
Is dat uw eigen inventie?
zoetekaauw.
Neen, dit heeft uw Vader my zo gelieven te beduijen.
lichthart.
Als je dat op de tafel zet, zal ik al je suikere poppen en ornamenten in stukken bruijenGa naar voetnoot2).
Want het is een pasquilGa naar voetnoot3), en het raakt myn fatsoen.
zoetekaauw.
Het is my zo geordonneerd: ik heb 'er verder niet meê te doen.
lichthart.
Maak Papa eens wakker, Michel.
michel.
Oldvóóder! Oldvóóder! doe moest ontwóóken.
Wel hi slóópt zo vast dat ik hem nig wakker kan móóken.
lichthart.
Wy zullen hem daar na wel spreeken. Het kan wel zyn.
Ik weet dat hy zulke luizenGa naar voetnoot4) heeft, die oude tagrynGa naar voetnoot5).
Maar, Meester Zoetekaauw, zou je dat niet veranderen kunnen? je hebt zo veel figuuren.
Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 8]
| |
zoetekaauw.
Als ik 'er den tempel van Mercurius voor in de plaats zal zetten, heb ik werk tot negen uuren.
lichthart.
Gaa, doe dat dan.
| |
Derde Tooneel.
joris, lichthart, losbol, michel, ernst, Slaapende.
losbol.
Dat heeft je vaêr met voordagt gedaan
Om ons te verwyten dat wy met 'er tyd naar Oostïndië zullen moeten gaan.
En dat weet Joris wel beter, want die heeft altyd onze boeken gehouwen.
Niet waar, Joris?
joris.
Ja, Myn heeren, maar ik zeg je in vertrouwen
Dat gy in de laatste jaaren zo zeer zyt achteruit geteerd....
losbol.
Daar willen wy niet van hooren, Joris.
joris.
Ik zeg, dat het my van harte deert.
lichthart.
Van daag is het geen dag, Joris, om te zuchten of te zorgenGa naar voetnoot1).
Ik ben jaarig. Heb je iets te zeggen, spreek dan morgen.
Je zult meê t' avond soupeeren, en met de vrienden vrolyk zyn.
joris
En de oude Mannen?
| |
[pagina 9]
| |
lichthart.
Die zullen wy wel een staartjeGa naar voetnoot1) wyn
Of wat rystenbry op dat tafeltje geeven, daar Papa aan zit te slaapen.
Daar word hy wakker: hy vryft zyn oogen en begint te gaapen.
Heb je een uiltje geknaptGa naar voetnoot2), Vader? zyt ge nu wat beter te vreên?
ernst.
Daar zou ik geen reden toe hebben. Moei me nietGa naar voetnoot3), en brui maar heenGa naar voetnoot4)
Naar uw uitzuipersGa naar voetnoot5), die je den honing om den mond weeten te smeeren.
lichthart.
Wel, Knorrepot! hier zyn niet anders dan fatsoenlyke Dames en Heeren.
ernst.
Dat kan zyn: maar het zyn geen Lieden van zulk een' staatGa naar voetnoot6),
Dat je ze behoeft te tracteeren met zo veel overdaad.
Veel minder dat je my en myn' Broeder zo versmaadelyk uit het gezelschap behoeft te schuiven,
En laaten ons alleen aan dat tafeltje kluivenGa naar voetnoot7).
losbol.
Gy zyt immers oude PatriottenGa naar voetnoot8): gy behoort niet meer by de vreugd.
ernst.
En gy zyt jonge Lichtmissen, die geen schaamte hebt noch deugd.
| |
[pagina 10]
| |
Als ik geweeten had dat gy zo zoud tracteeren, en zo overdadig leeven,
Ik zouje zulk een groot Capitaal met ten huwlyk hebben gegeeven,
Daar ik my zelven mede bedorven hebGa naar voetnoot1), en geraakt ben buiten staatGa naar voetnoot2).
Wat meenje, Neef Losbol, dat het my niet ter harte gaat
Dat gy uw' ouden Vader, die myn broeder is, zo schandelyk durft versmaaden?
Hoe! denkje niet dat ik weet dat myn zoon en gy u te saamen hebt beraaden
Om ons uit het huis te zetten? maar dat zal zo niet gaan:
Wy hebben elk nog zes duizend guldens onder u op renten staan,
En gy durft de stoutheid hebben om ons in 't Oudenmannenhuis te bezorgen!
losbol.
Wel ja, paaiGa naar voetnoot3), dat weet ik wel: dat heb ik hem geraaden deezen morgen.
ernst.
Dat is genereus, JongensGa naar voetnoot4): hebben wy u niet beiden opgevoed?
En heb je vergeeten dat de wetGa naar voetnoot5) zegt dat men zyn Ouders eeren moet?
lichthart.
Dat knorren is al lang genoeg. Ik wil 'er myn kop niet meer meê breeken.
ernst.
Ik beloofje, VogelGa naar voetnoot6)! ik zal u wel een stokje in 't wiel weeten te steeken.
| |
[pagina 11]
| |
lichthart.
Wat wil je dan hebben?
ernst.
Dat gy ons behandelt met fatsoen,
Gelyk alle eerlykeGa naar voetnoot1) kinderen in zulk een geval zouden doen.
lichthart.
En wat nog meer?
ernst.
Dat ik je waarschouw, Verwaarloozers van uw dingenGa naar voetnoot2)!
Dat gy ons Capitaal zult opbrengenGa naar voetnoot3): want wy vreezen dat gy in korte dagen zult springen.
lichthart.
Om zulke redenen te vermyden zyt gy aan de tafel niet genood.
Gy zyt 'er niet te goed toe, al leide gy alle onze zaaken voor het geheele gezelschap blootGa naar voetnoot4) .
ernst.
Dat zyn maar doekjes voor 't bloeden: wy zyn wys genoeg om ons daar voor te wachten.
lichthart.
Dat zou te bezien staan. Maar daar schiet my iets in de gedachten.
Hebt gy den Banketbakker, die tegenwoordigGa naar voetnoot5) de desserttafel stoffeert.
Zulk een fraai concept opgegeeven, en aan hem geordonneerd
Om den Babilonschen toren en twee Oostïndische schepen op de tafel te zetten?
| |
[pagina 12]
| |
ernst.
Ja, dat heb ik gedaan.
lichthart.
Wel! Paai! dat zullen wy hem wel beletten.
Gy kunt al fraaije zinnebeelden bedenken: gy zyt een man vol van geest.
Hadden wy hem niet gesprooken, het had waarachtig t'avond op de tafel geweest.
ernst.
My dunkt dat het al vry toepasselyk is op uw los en overdaadig leeven.
losbol.
Ik geloof dat j'er op studeert om ons geduurig knorhaanen en drooge bokkensGa naar voetnoot1) te geeven.
lichthart.
Daar is Oom Kwylbaart ook. Laat ons binnen naar de toebereidsels eens kyken gaan.
Die Paai zou Papa helpen, en dan had men nog in geen uur gedaanGa naar voetnoot2).
| |
Vierde Tooneel.
hendrik, ernst, joris.
hendrik.
Broeder, hoe gaat het al? is het wel met uw genoegenGa naar voetnoot3)?
Wat doet gy hier alleen te zitten? wy kunnen ons immers by de Vrinden vervoegen.
ernst.
Neen, Broederlief, wy zyn niet genood: wy moeten hier alleen alleen zitten kluiven in een hoek.
| |
[pagina 13]
| |
hendrik.
Het kan my weinig verschillenGa naar voetnoot1): want het is een gezelschap dat ik niet zoek,
Schoon het mogelyk braave lieden zyn. Ik ken ze geen van allen.
ernst.
Het zy zo 't wil: het gezelschap zou me tegenwoordigGa naar voetnoot2) niet bevallen.
Ik heb van kwaadheid niet willen eeten. Hebt gy een doos in uw' zak?
Ik heb tegenwoordig een' natuurlyken trek tot een pyp tabak.
Ei, Joris, wil je eens een paar pypen krygen? wy zullen eens rooken.
Broeder, hebje lust tot dat kliekjeGa naar voetnoot3)?
hendrik.
Neen ik wil ook wel eens smooken.
Hebt je ook iets nieuws?
ernst.
Welja. Onze Jongens zyn ons moê.
Zy willen ons de kost niet meer geeven: wy moeten naar 't Oudenmannenhuis toe.
hendrik.
Wel, dat denk ik immersGa naar voetnoot4) niet.
ernst.
Ja Man, wy zyn oud, en wy worden lastig.
Ik voor my, ik wil het wel weeten: ik ben vry wat kwastigGa naar voetnoot5).
Het capitaaltje, dat wy nog hadden, hebben wy onder onze kinderen staan.
| |
[pagina 14]
| |
Maar het spyt my, Broêr: wy hebben zeer onvoorzichtig gedaan.
Nu stooten zy ons met den voet. Hadden wy het brood onder den arm gehouwenGa naar voetnoot1),
Dan zouden ze ons geen smaad kunnen aandoen, die ik nooit van hun had kunnen vertrouwenGa naar voetnoot2).
hendrik.
Ach, Broeder! hadden wij in tyds ergens onze kost gekogtGa naar voetnoot3),
Dan zouden wy niet zien dat ons goed dus word doorgebrogt.
Maar dat spyt me 't meest dat ze zeggen dat wy van hun moeten leeven.
Hebben wy ze niet elk vyftig duizend guldens ten huwelyk gegeeven,
Kunnen wy gebeteren dat ons de hemel bezogt heeft met tegenspoed?
Is het wel om te vergeeten dat men in zyn' ouderdom zulk eene ondankbaarheid ontmoet?
Het zyn onze kinderen: eischen wy ons geld op, men zou ze ruïneerenGa naar voetnoot4).
ernst.
Wy zullen dan moeten zien dat zy het in dertelheidGa naar voetnoot5) verteeren.
Wy moeten naar 't Oudenmannenhuis, Broêrtje, of wy willen of niet.
hendrik.
Ja wel, zo dat gebeuren moet, zal ik sterven van verdriet.
ernst.
Dien brok zal men verzwelgen moeten, al zyn wy nog zo onverduldig.
| |
[pagina 15]
| |
hendrik.
Heeft de negotie ons tegen geloopen, wy zyn echter niemand schuldig.
ernst.
Zyn wy niet altyd deftige kooplieden geweest, en daarvoor op de Beurs bekend?
Is 'er wel iemand een duitGa naar voetnoot1) bij ons te kort gekoomen? ik zal treuren tot myn end'.
joris.
Mynheeren, ik heb een' Engelschen brief ontfangen, die aan u is geschreeven;
En ik heb geen gelegenheid gehad om hem alleen in uw handen te geevenGa naar voetnoot2).
ernst.
Hy zal van den Heer Jork zyn, onzen vriend en Correspondent,
Die onze lotbriefjes heeft.
hendrik.
Ja, de hand van 't opschrift is my bekend.
ernst opent den brief en leest.
myn heeren, | |
[pagina 16]
| |
Dat Uw Ed. de penningenGa naar voetnoot1) zult kunnen beleggen. Geliefd verder te ordonneeren,
hendrik.
Ik beef van ontsteltenis!
ernst.
Ik ook, Broeder! dit is een geluk dat boven alle verwagting is,
Ach, Jorisje! geef ons een glas wyn. 't Is of myn beenen onder my bezwyken.
hendrik.
Ach, Broeder! myn handen beeven: laat ons de remizen eens bekyken.
ernst.
Zy zyn getrokken op bekende Kooplieden in deeze Stad.
hendrik.
Joris, wy hebben altoos veel vertrouwen op uwe oprechtheidGa naar voetnoot2) gehad.
Gy hebt ons altyd getrouw gediend. Gy moet ons geluk nog niet ruchtbaarGa naar voetnoot3) maaken.
Vooräl moeten 't onze kinderen niet weeten: wy zullen u gebruiken in alle onze zaaken.
ernst.
Zie daar: gy moet deeze Wissels laaten accepteerenGa naar voetnoot4): steek ze in uw brievetas.
joris.
Mynheeren, veel geluks! ik bedank u. Daar is elk een glas.
Ik heb het wel geweeten dat 'er loten door u ingeleid waarenGa naar voetnoot5).
| |
[pagina 17]
| |
ernst.
Ja, dat was nog uit ons capitaaltje, dat wy stil hebben weeten te bespaaren.
joris.
Nu, Mynheeren, ik gaa daar heen.
| |
Vyfde Tooneel.
ernst en hendrik, zittende aan hun tafeltje te rooken.
hendrik.
Ik twyffel nog of ik waak, of droom.
ernst.
Wy moeten dit nog wat verhoolen houden, en zien de kat uit den boomGa naar voetnoot1).
Want ik heb gemerkt dat 'er met Lichthart een bommel staat uit te breekenGa naar voetnoot2).
Als de Wissels geaccepteerd zyn, moeten wy onzen ouden Cassier aanspreeken.
Ons capitaal moet voor eerst in de bank: doch wy hebben ook wat casgeldGa naar voetnoot3) van doen;
En verders zullen wy een huis huuren of koopen, naar ons fatsoen.
hendrik.
Laat ons by malkander woonen en een oude zorg van een Meid huuren.
ernst.
Dat is goed: wy zullen 'er Joris wel eens op uit stuuren.
Daar komt myn kleinzoon: hy schynt niet wel in zyn' schik.
| |
[pagina 18]
| |
Zesde Tooneel.
ernst en hendrik als voren; sybrand.
sybrand.
Myn lieve Groote Papa! ik heb iets gehoord, niet zonder schrik.
Gaa je met Oom in 't Oudenmannenhuis woonen? kan ik dit gelooven?
Dat zou my aan 't hart gaan.
ernst.
Ja, Kind, de oude lieden worden verschoovenGa naar voetnoot1).
sybrand.
Ei, doe dat niet, myn liefste Groote Papa! blyf nog wat in huis.
ernst.
Myn lieve Sybrand! gy hebt my dikwils vertroost in myn' tegenspoed en kruis.
Het zal u wel gaan, kind; gy hebt u altyd vroomGa naar voetnoot2) en naarstig gedraagen,
En my, die uw Grootvader ben, ondersteund in myne oude dagen.
De heer Rykerd, by wien gy nu zes jaar op het comptoir hebt gestaanGa naar voetnoot3).
Heeft altyd met lof van u gesproken, en je staat hem zo wel aan,
Dat ik geloof, zo je lust had om je in 't huwelyk te begeeven,
Dat hy, schoon gy geen duit bezat, zyn eenige Dochter met u wel zou willen doen leevenGa naar voetnoot4).
sybrand.
Om u de waarheid te zeggen, Grootvader, dat staat al op een' goeden voet.
De Juffrouw en ik zyn 't eens.
| |
[pagina 19]
| |
ernst.
Dat verheugt my: zy is nederigGa naar voetnoot1) opgevoed.
Ik heb ze, van een kind af, gekend.
sybrand.
Hoor, Groote Papa; zo ik het geluk heb van met haar te trouwen,
Kunt gy met Oom Hendrik by ons woonen.
hendrik.
Goed: dan zullen wy ons zo lang buiten 't Oudenmannenhuis houwen.
ernst.
Myn lieve Zoon! zorg niet voor ons: wy hebben geen' nood.
sybrand.
Zo lang ik één stuiver in de waereld heb, zult gy 'er de helft van hebben tot brood.
ernst.
Het geen je daar zegt, (denk 'er op,) zal je duizenden guldens baatenGa naar voetnoot2).
sybrand.
Maar schoon ik het met de Juffer eens ben, ik durf my op haar' Vaader niet verlaaten.
Hy heeft niet veel crediet voor myn' Papa; want hy heeft een' wisselbrief tot zyn last
Die geprotesteerd is van nonbetaalingGa naar voetnoot3); waarïn Papa zeer heeft misgetast.
ernst.
Zorg daar niet voor: ik heb een' Vrind, die hem het geld deezen dag zal beschikkenGa naar voetnoot4).
| |
[pagina 20]
| |
sybrand.
Daar spreek je een woord, Groote Papa! daar je myn hart meê kunt verkwikken.
ernst.
NeefGa naar voetnoot1) Sybrand, is je Liefste niet mede genodigd op dit feest?
sybrand.
Grootvader, zy is te middag ook met my op de maaltyd geweest.
Zy is nog in huis, en zal met Mama, en MeuGa naar voetnoot2) Zoetje een kopje thee drinken.
Wat was zy verbaasd door all' de juweelen die zy zag blinken!
Zy kon geen woord spreeken: zy had nooit zulk een pracht aanschouwd.
hendrik.
Zo veel te beter: dat is een teken dat zy zich nederig houdGa naar voetnoot3).
sybrand.
Daar komt zij zelve.
| |
Zevende Tooneel.
rykje, sybrand, hendrik, ernst.
rykje.
Sybrand, laat ge my alleen? waarom zyt ge my zo stil ontweeken?
sybrand.
Liefje, gy waart immers by Mama: ik moest Oom en Grootvader spreeken.
| |
[pagina 21]
| |
rykje.
Wel, ouwe Luidjes, hoe vaart gy al? zyt gy nog frisch en gezond?
ernst.
Ja, zoete Juffertje.
rykje.
Hoe komt het dat ik u op de maaltyd niet vond?
ernst.
Wy zyn te oud van jaaren, en kunnen ons beter in onze eenzaamheid vermaaken.
Wat dunkt 'er u van?
rykje.
't Is of ik in een' droom ben, daar ik niet uit kan ontwaaken.
Ik heb 'er geen vermaak in, want daar zyn geen Juffers van myn soort.
Ik geloof dat het meest Franssen zyn, en ik verstaa van die taal geen woord.
Myn Papa heeft my nooit school willen leggen by de Franssen.
Ik kan wel zingen en speelen: maar ik heb nooit leeren dansen...Ga naar voetnoot1)
Daar heb je 't gantsche gezelschap.
| |
Achtste Tooneel.
lichthart, rymer, zoetje, losbol en kwistgoed, gevolgd van eenige Heeren en Dames, uit een zyvertrek komende; hendrik, ernst, rykje, sybrand, michel.
kwistgoed.
Dames en Heeren, wy verzoeken doet ons de eer
En kom, zo ras als 't u mogelyk is, tot onzent weêr.
| |
[pagina 22]
| |
Wy hebben een dubbelde en een enkelde logieGa naar voetnoot1) laaten bespreeken.
Wy zullen sleedjesGa naar voetnoot2) bezorgenGa naar voetnoot3). Ik bid u, blyf niet in gebreeken.
Eenige Heeren leiden de Dames naar hunne Huizen, en anderen gaan aan tafeltjes zitten om te speelen.
zoetje.
Willen wy een kopje thee drinken, Nichtje, terwyl 'er gespeeld word en gerookt?
kwistgoed.
Michel, vraag eens aan de Meiden of het theewater al kookt.
michel.
't Is wel Jonferen; wil stoe te hóópGa naar voetnoot4) theewater zoepen,
Dan zol ik een Móget of twee, om joe te dienen, roepen.
Elsken! Elsken! bringt den theekettel met wóter en koppekens aan den bak.Ga naar voetnoot5)
Femmeken! Femmeken!
Van binnen word geroepen.
Ja, Michel wy koomen strakGa naar voetnoot6).
michel.
Dan moest ie wat hóózevet onder de toffelkens smeerenGa naar voetnoot7).
Elsken! Elsken! kom óónstonds bi de Jonfers ond Heeren.
| |
[pagina 23]
| |
Negende Tooneel.
Het vorige Gezelschap; elsje, femmetje.
De Meiden gaan met Michel de schermen uit en in, om theewater, confituuren en andere kleinigheden aan te brengen, en het Gezelschap te bedienen; 't welk duuren moet tot het einde van het Bedryf.
rymer.
Wat dunkt u, Heer Ernst? Mynheer uw Zoon tracteert ons cordaatGa naar voetnoot1).
ernst.
Dat is geen wonder, Mynheer, want hy is een man in staatGa naar voetnoot2).
rymer.
Als men het doen kan, moet men op zyn' jaardag zyne Vrinden treffelyk onthaalen.
Het geschied maar ééns in 't jaar.
ernst.
Ja, maar hier geschieden meer zulke gastmaalen.
rymer.
Ik beken dat ik nooit in iemants huis zo heerlyk ben getracteerd:
Maar ik heb somtyds aan een ryk en deftig Paar wel een bruiloftsvaars verëerdGa naar voetnoot3),
Waarvoor ik in gezelschap van verscheiden voornaame Poëeten,
In het Heeren logement en den DoelenGa naar voetnoot4) prinsselyk heb aangezeeten.
Het spyt me dat ik voor den heer Lichthart geen verjaardicht heb gemaakt.
| |
[pagina 24]
| |
Ik heb het wel begonnen; maar het is niet ten einde geraakt.
Ik wist het niet vroeg genoeg, en daarom heeft het niet willen lukken.
Schoon het Vygen na Paasschen zynGa naar voetnoot1), ik zal het nog doen, en laaten het drukkenGa naar voetnoot2).
ernst.
Mynheer, ik heb ook een vaarsje gemaakt; want ik weet ook iets van de poëzy.
Als uw vaars gedrukt word, voeg 'er dan dit by.
Die boven zynen staat zyn' Meerder wil onthaalen,
Nooit op zyn zaaken denkt, geduurig teert en smeert,
Word wel van elk gevleid zo lang hy banketteert:
Maar als hy, magteloosGa naar voetnoot3), zyn schuld niet kan betaalen,
Keert elk den rug hem toe, tot hy met schimp en smaad
Op 't scheepje de Icarus in 't eind' om peper gaatGa naar voetnoot4).
rymer.
Is dat uit den geest, Papa? of hebje 't uit een boek geschreeven?
lichthart.
Ja, wel is het uit den geest: hy is in zulke schimpdichtjes bedreeven.
rymer.
Wel Papa, gy steelt myn hart. Zyt ge zulk een liefhebber van de poëzy?
Dan heb ik veel respect voor u: geloof me vry.
ernst.
Ik pleeg wel eensGa naar voetnoot5) een gedicht te maaken op myn maagschap en vrinden:
Maar ik heb somtyds een paar uuren werk om het rymwoord te vinden.
| |
[pagina 25]
| |
Ook heb ik eens in myn jeugd in een KunstgenootschapGa naar voetnoot1) geweest.
Maar ik moest het verlaaten: want ik was niet verheven genoeg van geest.
Ik heb eens drie jaaren aan een fransch Treurspel gerymd, en als ik het zag gelukken,
Kon ik het niet gespeeld krygen: eindelyk scheurde ik het aan stukken,
Om dat ik 'er beter vertaaling van zag. Myn eigen vindingen waaren ook onnut:
Want de beste stoffen tot Treur- en Blyspelen waaren uitgeput.
Ik heb gezien dat ik wel twintig jaaren te laat in de waereld ben gekoomen.
All' wat fraai is, vond ik vertaald. En word 'er een nieuw stuk in 't fransch vernoomen,
Dan vallen 'er aanstonds een vyf zes Poëeten te gelyk op, die de rymkunst verstaan:
En eer een ander begonnen heeft, hebben zy altemaal al gedaan.
rymer.
Het waar' nutter dat ze zelf een goed Spel uit het hoofd konden maaken.
ernst.
Dan moest men de taal en de tooneelwetten verstaan, en een' geest hebben totGa naar voetnoot2) verheevene zaaken.
rymer.
Daar zyn evenwel Vaderlandsche Spelen, waarmede de Dichters lof hebben verdiend.
ernst.
Dat beken ik: maar hun getal is zeer klein, myn Vriend.
rymer.
Wel, Vondel en Hooft dan?
| |
[pagina 26]
| |
ernst.
Hunne Spelen zyn heerlyk, zinryk en verheven:
Maar zy waaren in dien tyd meer in de taal en dichtkunst, dan in de tooneelwetten bedreevenGa naar voetnoot1).
rymer.
Gy zyt een Liefhebber, Papa.
ernst.
De Schouwburg trekt al meenigen schellingGa naar voetnoot2) uit myn' zak.
rymer.
Heer Lichthart, waarom neemt ge den ouden man niet altyd meê in den BakGa naar voetnoot3)?
lichthart.
Dat zou hy niet willen doen; want hy heeft eigenzinnige grillen.
rymer.
Zo hy myn Vader waare, ik zou hem altijd meê hebben willen.
ernst.
Neen, hy is zo bekend onder de Heeren en Dames en ryksten van de stad,
Dat hy zich schaamen zou als zy wisten dat hy my tot een' Vader had.
lichthart.
Zulke drooge bokkensGa naar voetnoot4) moet ik den gantschen dag van hem verdraagen.
| |
[pagina 27]
| |
ernst.
Bezorg my in 't Oudenmannenhuis, dan zyt ge van my ontslagen.
rymer.
Wat dunkt u van de Speelers? zyn ze wel zo goed als in vroeger tyd?
ernst.
Mynheer, sommigen zyn beter, anderen wat minder: elk doet zyn vlytGa naar voetnoot1).
rymer.
Ik moet u iets vraagen. Dunkt u niet dat de Acteurs veel beter dan voor dezen speelen,
Sedert dat het hen vergund is jaarlyks de vruchten van twee tooneelstukken te deelenGa naar voetnoot2)?
ernst.
Ja, dat heb ik wel opgemerkt: dat hebben de Heeren zeer wel bedacht.
Want door goede belooning word de Schouwburg in staatGa naar voetnoot3) gebragt.
Indien ze noch verder geliefden te gaan; en op die wyz' de Poëeten te beloonen,
Dan zou men haast op den Schouwburg nieuwe en fraaije stukken zien vertoonenGa naar voetnoot4),
En veele oude prullen zouden met 'er tyd raaken aan een' kantGa naar voetnoot5).
rymer.
En waarïn zou die belooning bestaan?
| |
[pagina 28]
| |
ernst.
Gelyk in Vrankryk en in Engeland.
Als 'er een Tooneelstuk van eigen vinding word vertoond binnen Londen,
Dan word 'er een spel voor den Dichter gespeeld, en de voordeelen hem t'huis gezonden.
Dat wekt de geesten op, en maakt de Liefhebbers kloek.
Dan zouden 'er geen fraaije Spelen half afgedaan blyven leggen in een' hoek,
En men zou zien dat onze Natie ook bekwaam was om groote geesten aan te kweeken.
rymer.
Onze Poëeten zouden veel te genereus weezen om van zulke dingen te spreeken
ernst.
En waarom zyn 'er de grootste Dichters in Vrankryk, en onder anderen Voltaire niet te genereus toe geweest,
Die duizenden ontfangen heeft voor de vruchten van zyn' geest?
Is het geen schande voor de Schilders dat zy beloond worden, het is geen schande voor de Poëeten.
Want de Dichtkunst en Schilderkunst zyn zusters, gelyk wy weeten.
kwistgoed.
Mynheer, uw discours is uit, merk ik. Lust u een kopje thee?
rymer.
Als het u gelieft, Mejuffer: ik drink wel een kopje meê.
Maar zult gy de oude Luiden ook niet een kopje presenteeren?
kwistgoed.
Die zeggen dat 'er de handen van beeven: zy zouden 't niet begeeren.
| |
[pagina 29]
| |
rymer.
Wel, Madame, dat is excellente thee! zy is geurig, en ze is als fluweel in den mond.
kwistgoed.
Mynheer, het is iets raarsGa naar voetnoot1): ze kost my honderd guldens het pond.
Ik heb 'er een katjeGa naar voetnoot2) van twee pond door een vriend van gekreegen,
Hy heeft ze van een' MandarynGa naar voetnoot3) van Canton, die hem zeer was genegen.
Men verzend ze nooit: zy word alleen van den Keizer van China en zyne Vrouwen gebruikt.
rymer.
Wel ik moet bekennen dat ze door de heele kamer ruikt.
Ik wist niet dat 'er zulke thee was: ik heb ze nooit zo gedronken.
kwistgoed.
Zy word, gelyk ik gezegd heb, alleen aan het hof voor den Keizer geschonken.
Wat dunkt u daarvan, Juffrouw Rykje?
rykje.
Mama Kwistgoed, het is weergaâlooze thee.
kwistgoed.
Ik zal 'er u een half pondje van present doen in een zilver bosje: als je gaatGa naar voetnoot4), neem het dan meê.
rykje.
Wel heer, Mama! daar kan ik wel een jaartje of twee wel van vaaren.
Ik zal ze maar drinken als ik niet wel ben.
| |
[pagina 30]
| |
hendrik.
Dat is wysselyk in zulke jonge jaaren.
ernst.
Wel zo, Dochter! heb je twee honderd guldens aan twee pond thee verbruidGa naar voetnoot1)?
Die moet je van een' smous gekogt hebben: men weet hoe dat volkje somtyds den mensch snuitGa naar voetnoot2).
kwistgoed.
Ik wil nog wel eens zo gesnooten zyn. Meen je dat ik niet kan proeven?
ernst.
Wel Kind, als ik zulke dingen hoor, moet ik my in myn' geest bedroeven.
kwistgoed.
Wel die twee schoteltjes met ortolansGa naar voetnoot3), die te middag op de tafel hebben gestaan,
Hebben myn' man sestig ducaatenGa naar voetnoot4) gekost, en die zyn altemaal opgegaan.
ernst.
En wat is dat voor kost?
kwistgoed.
Kleine Fransche vogeltjes; een zeer delicieus eeten.
ernst.
Wel heb je dan geen gebraaden kikkerboutjes en champigjons gegeeten?
Dat is ook lekkere knapGa naar voetnoot5). Men doet toch alles op zyn Fransch.
kwistgoed.
Neen, op zyn Engelsch ook.
| |
[pagina 31]
| |
ernst.
Wel dan is 'er dubbele kans
Voor alle soorten van naaisters, Engelsche en Fransche sniddersGa naar voetnoot1).
Gy gelykt wel Marquizinnen, en uw Mans Milords of Engelsche Ridders.
Wat heeft je dat speelreisje gekost naar 't land van CleefGa naar voetnoot2)?
kwistgoed.
Dat is je vergeetenGa naar voetnoot3), Papa. Meen je dat het gezelschap daar bleef?
Neen; wy zyn naar Berlyn geweest, om daar de prachtige hofhouding te beschouwen.
ernst.
Dat zal al een duitje gekost hebben aan twee Lichtmissen van mans en twee dartele vrouwen.
zoetje.
Het is wonder dat Oom van onze Amazoons kleedjesGa naar voetnoot4) niet spreekt.
ernst.
Wat zyn dat voor prullen? Ik geloof dat gy 'er de gek meê steekt.
Gy hebt met uw beiden zo veel galanteryen, doosjes, strikken en kwikkenGa naar voetnoot5),
Dat men 'er op de kermis wel een dubbelde kraam meê zou kunnen opschikken.
Zyt gy Amazoonen geworden? Ik weet wel van uw coqueluchonsGa naar voetnoot6).
Maar hoe veel geld dat ze gekost hebben, zult gy wel zwygen aan ons.
| |
[pagina 32]
| |
zoetje.
Om dat je van de kermis spreekt zal ik je voorthelpen. Ik heb een' waaijer,
En een tabatiereGa naar voetnoot1), vry wat kostelyker en fraaijer
Dan 'er ooit op de kermis geweest is: heb je die wel gezien?
ernst.
Ja, die kosten uw' man wel twintig of dertig rydersGa naar voetnoot2) misschien.
Maar wat komt het daar op aan? hy heeft u dat tot een gedachtenis gegeeven:
En dat zyn dingen die men bewaaren moet voor al zyn leven.
Maar ik heb geen behagen in uw kleêren, noch op zijn Engelsch, noch op zyn Fransch.
zoetje.
Wel zou ik dan een Spaansche huif draagen, als Dieuwertje, in het spel van Jan Claaszen en Saartje JanszGa naar voetnoot3)?
lichthart.
Papa, gy zit nu op uw praatstoel: zeg eens hoe we behoorden te leeven.
ernst.
Ik heb nu een goede luim: dat zal ik je door een historie te kennen geeven.
My is verhaald dat 'er een deftigGa naar voetnoot4) aanzienlyk Heer is geweest,
Die all' zyn Neeven en Nichten genood had te feest.
Zy kwaamen met koets en paarden voor de deur: altemaal in prachtige kleederen.
Hy ontfing ze minnelyk, en stelde ze op de eetzaal in ryen en geleederen.
Als hy de Dames een welkomkusje gegeeven had, wierden ze elk naar rang aan de tafel gebragt.
Daar niets op stond. Als men eenigen tyd had gewagt,
| |
[pagina 33]
| |
Wierden 'er geen andere schotels opgedischt dan met gort, water en bry, en boekende koekenGa naar voetnoot1).
De Dames trokken de neuzen op, en zeiden; ‘Heeft Oom ons op zulke misselyke kost laaten verzoeken?’
‘Ja, Kinderen, (sprak de Tractant:) Door het eeten van zulke spys hebben onze Voorouders hunn' rykdom vergaêrd.
De zuinigheid en naarstigheid van de oude Hollanders was by alle natiën vermaard.
Zo is ons Land opgekoomen; zo is het magtig geworden om zyn Vyanden te overwinnen’.
‘Wy gelooven u wel, Oom, (zeiden de Juffers,) maar die oude patriotten hadden ouderwetsche zinnenGa naar voetnoot2).
Dat is de mode niet meer’. Ook was 'er niet een die 'er een lepel vol van at.
Toen die spys afgenoomen was, wierd 'er niets opgedischt dan kalfs- en schaapennatGa naar voetnoot3).
Snyboonen, worst, graauwe erreten, gebraade kalfsborsten en harstenGa naar voetnoot4).
Sommigen peuzelden daar wat van: maar anderen schenen te vreezen dat ze 'er aan zouden barsten.
‘Zie daar, (sprak de Oom,) zo hebben de Families malkander in volgende tyden geregaleerd:
En toen zyn de Kooplieden in ons Land zeiden achterüit geteerd.
Zy zonden meerder schepen in zee dan nu; zy negotieerden met winst op alle kusten.
Men bleef in staat om geheele vlooten uit te rusten.
Wy wierden benyd en gevreesd, en om onzen handel by alle volken geacht’.
‘Dat gelooven wy wel, Oom; (sprak één van de nichten:) maar wy hadden een ander tractement verwacht’.
Deeze spys mede afgenoomen zynde, zag men 'er faizanten, patryzen, en kostbaar wild verschynen,
Piramiden met banket en confituuren, Florentynsche, Rinsche en andere keurlyke Wynen.
Fluks geraakte men aan 't eeten en drinken, onder geluid van een heerlyk muzyk.
| |
[pagina 34]
| |
Waaröp de Heer Tractant zeide: ‘Al zyn wy nog zo magtig en ryk,
Door deezen weg worden veele Inwoonders van ons Land buiten staat om hun rekening te kunnen maakenGa naar voetnoot1);
En zo kon ons Vaderland, hoe machtig het is, arm en geheel te gronde geraaken’.
Zy bedankten den Oom wel voor zyn les; maar of zy die opgevolgd hebben, weet ik nietGa naar voetnoot2).
lichthart.
Dat sprookje heeft Groote Papa honderdmaal verteld: maar ik twyfel of het wel ooit zo is geschied.
Hy verhaalt ook wel dat de Burgermeesters, als 'er staatszaaken waaren te verhandelen,
Met knapzakkenGa naar voetnoot3) onder den arm, op holsblokkenGa naar voetnoot4) naar den Haag gingen wandelen.
En meer diergelyke historiën, daar men hedendaags meê spot.
Zo ze gebeurd zyn, was het in de tyden van Maarten van Rossum, of Warenar met de potGa naar voetnoot5).
rymer.
Myn lieve Man! men heeft ook al overdadig geleefd in de oude dagen.
Dat ziet men in de Doelens wel, aan de oude Patriotten met hunne beffen en kraagen.
Hoe smaakelyk eeten en drinken ze! Hoe gloeijen hunne troniënGa naar voetnoot6) van den rinschen wyn!
ernst.
Dat was als ze de Schutters tracteerden: dat moest dan zo zyn.
rymer.
Als men de oude kluchten leest van dien tyd, zyn ze niet zo schandaleus en vuil geschreeven,
| |
[pagina 35]
| |
Dat men ze nu niet zou speelen, zo ze aan den Schouwburg wierden gegeevenGa naar voetnoot1)?
ernst.
Ik geef maar te kennen dat men in 't algemeen zuiniger heeft geleefd.
Zonden en gebreken waaren 'er al van ouds; 't welk in ons verschil neemt noch geeftGa naar voetnoot2).
De Mans snoovenGa naar voetnoot3) 'er beter op uit, om wat te spaaren en te winnen.
De Vrouwen zaten met de meiden voor 't huishouden een webbetjeGa naar voetnoot4) te spinnen.
zoetje.
Wel, dat is een exercitie, daar men schatten meê wint.
't Is jammer dat men onder de Dames zo weinig liefhebbery daar in vind.
kwistgoed.
Zoetje, willen wy die mode eens invoeren op de Amsterdamsche SalettenGa naar voetnoot5)?
Men zou 'er, in plaats van speeltafeltjes, wel een vyfëntwintig spinnenwielen kunnen zetten.
rymer.
Als men altyd op de spaarzaamheid zou studeeren, myn lieve vriend,
Dan hadden de meeste konsten en ambachten immers uitgediend.
Banketbakkers, Koks, fransche Kramers, Zyde- en Lakenwinkeliers mogten wel opkraamenGa naar voetnoot6),
En vooräl de Galanteriewinkels, als 'er geen Koopers kwamen.
Indien 'er geen prachtige huizen getimmerd wierden, hoe kwamen de Timmerlieden en Metzelaars aan de kost?
En zo veel ZaalemakersGa naar voetnoot7) en Wagemaakers, als 'er niet wierd gereeden en gerostGa naar voetnoot8)?
| |
[pagina 36]
| |
ernst.
Dat Luiden van vermogen, die hunne inkomsten niet half kunnen verteeren,
Huizen en hofstedenGa naar voetnoot1) bouwen, en in koetzen ryden, daar moet hen de heele waereld om eeren.
Dat zyn Luiden van de eerste classe: maar als Burgers dat na willen doen,
Dan moeten ze te gronde gaan, en ze verliezen al hun fatzoen.
| |
Tiende Tooneel.
Het voorige Gezelschap; zoetekaauw, joris.
zoetekaauw.
Gelieven de Heeren en Juffers de fondamenten van de Suikertafel eens te beschouwen?
lichthart.
Heeren, hebt gy 'er lust toe, staat op: wy zullen ze eens bezien met onze vrouwen.
hendrik.
Broeder dat zyn dingen, daar wy ons zeer weinig op verstaan.
Ik zie daar Joris; laat ons met hem terwyl een straatje rond gaan.
Einde van het eerste Bedryf.
|
|