Christelijcke en vermakelijcke gesangen(1647)–Franciscus de Laat– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 250] [p. 250] Liedeken, Stemme: 't Was wel eertijdts vry wat wonders. Op het spreeck-woort: Quicunque Amat jam oblitus est sui. Dat is: Een yeder dient dit wel te weten, Die mint die heeft sijn selfs vergeten. YEmandt die de Min wil vieren, Yemandt die het Venus Kindt Met een Lauwer-krans wil çieren, Moet in 't eerste wesen blindt. [pagina 251] [p. 251] 2.[regelnummer] Moet in 't eerste leeren mallen, En met kinder schoenen gaen, Anders sal hy licht'lijck vallen, En verdwalen van de baen. 3.[regelnummer] VVie sijn selfs niet kan vergeten, VVerdt vergeten van de min; Yeder dient dit wel te weten, En te volgen dit begin. 4.[regelnummer] VVyse hoofden, gryse hayren, Trotse geesten vol van gal, Die laet Venus licht'lijck varen, Die en achtse niemendal. 5.[regelnummer] Hier en moet geen wijsheyt wesen, Boertigheyt en vrolijckheyt VVerden aldermeest gepresen [pagina 252] [p. 252] Met een vriendelijck beleyt. 6.[regelnummer] Yemandt die sijn kindtsche jaren Sonder Min heeft door-gebracht, Sal daer nae seer swaerlijck paren, Mits hy weynigh werdt geacht. 7.[regelnummer] 't Vryen kan niet qualijck vallen Als men maet en regel houdt. Daerom Vryers wilje mallen, Doet het liever jongh als oudt. Vorige Volgende