Christelijcke en vermakelijcke gesangen(1647)–Franciscus de Laat– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 176] [p. 176] Liedeken, Stemme: Rosemond, &c. Aen Me Iuffrouw Me Iuff. 'K Sie de drymael dry Godinnen Vrolijck zijn op desen tijdt Met de Leydsche Herderinnen, Mits ghy Phyllis by haer zijt: Hoe en sou de gantsche jeught Oock hierom niet zijn verheught? 2.[regelnummer] Heeft u gheestigheyt ghebleken Aen den Rhijn en over al, VVie en soud niet van u spreken? En met een seer bly gheschal [pagina 177] [p. 177] Roemen uwe vrind'lijckheyt Die de grondt van blyschap leydt. 3.[regelnummer] Al de Herders die de weyden Hebben immermeer bemint Om het konst-begaefde Leyden Daer men u gheselschap vindt; Kiesen u voor 't waerdste pandt Dat men vindt in eenigh Landt. 4.[regelnummer] VVenschen daerom al ghelijcken Dat ghy immers jaer op jaer Met u kompst haer mooght verrijcken, En noch langhen tijdt hier naer Zijn de kroone van de jeught, En de voedster van de vreught. Vorige Volgende