Christelijcke en vermakelijcke gesangen(1647)–Franciscus de Laat– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 99] [p. 99] Aen de selve. BEgaefde jeught, die door u geestigheden Maeckt meer en meer vermaert de schoonste Steden; Soo 'k aen de Maes of lieffelijcken Rhijn, Of elders meer kan met u vrolijck zijn; Mijn konst-Godin verheft haer heldre toonen, En is verheught haer dienstbaerheyt te toonen: En als de geest haer sinnen swanger maecks, Soo isse eerst nae rechten eysch vermaeckt. Vytmuntend volck, soet voedsel van ons leven, Die 't aller tijdt gewenschte vreught kondt geven; VVilt dese gift van onse handt ontfaen, En over haer u gunstigh ooge slaen: [pagina 100] [p. 100] Vgunstigh oogh dat soo veel kan verrichten; En yder een soet-vloeyende leert dichten. Soo sal ons tijdt nae waerde zijn besteet, En wy altoos tot uwen dienst gereet; Om eyt en oyt te roepen uyt u gaven, Die ons gemoedt met soeten Nectar laven, En geven stof, ô wijt-beroemt geslacht! Tot 't soetste soet dat immer is bedacht. Vorige Volgende