[Zot]
Zot of nar van een Kamer van rethorycke, in bonte kleding, moest het volk vermaken door zijn scherts en grappen. Sommige zotten waren vermaard; zo werd op Jan Walravensz in 1563 een penning geslagen. Zie ook P.C. v.d. Morsch. Deze was de hoofdman van het landjuweel van Leiden in 1596. De afdeling van de zotten werd afzonderlijk uitgegeven naast de Lusthof van Rhetorica en wel als:
Op dit Zottenfeest te Leiden waren prijzen voor het onhandigste voordienen op deze bruiloft; ook werden daarbij gedichten voorgedragen.