[De Verovering van de Zilvervloot]
Zilvervloot, De Verovering van de -, 1628 bezongen in een Triumph-Lied door Samuel Ampzing op de wijze van Ps. 68; door Jan van Nyenborgh; door een onbekende op de wijze van 't Wilhelmus; in een Spotlied door J. v. Veen. Dit was tegen de Spanjaarden. Vondel dichtte een geheel ander spotlied in 1629, toen het zeevolk in Amsterdam een groter aandeel vroeg in de buit, en soldaten moesten optreden tot het Ontset van Piet Heins Buit.
De Verovering van de Zilvervloot in 1629 bezongen door E. Pels, Amsterdammer. Ook in een Lofdicht van J. Liefs. En een derde lofdicht van 1629 van David Cornelis uit Amsterdam, student in de godgeleerdheid te Leiden. Zie ook J. Wijnbergen.
In 1803 stond een lied op Piet Hein onder een kinderprent van het Nut.
M. Westerman dichtte:
Was zijn naam en oorsprong klein,
Groot en heerlijk zijn zijn daden.
In de Ned. Volksromans van Van den Bergh werd naar de oude liederen verwezen. Toen kwam Heije's bekende lied in 1844 in Stichter's Enkhuizer Almanak. Weldra werd het gedrukt in liedboekjes als Het Haagsche Bosch, ± 1860, en Het Bleekersmeisje, ± 1870. Sedert werd de Zegezang der Matroozen na de verovering der Zilvervloot uit de Ned. Gezangen van Van Alphen, 1779, geheel vergeten.