Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[vrouwen]vrouwen, geprezen door Jacob van Maerlant, om der wille van Maria. Jacob zegt: Vrouwen sijn bi naturen goet:
Si slachten den wine enter gloet,
Die de werelt verbliden.
Martijn antwoordt: Jacob, du best den vrouwen hout,Ga naar voetnoot1)
Du geves den mannen al de scout:Ga naar voetnoot2)
Ic wane ict best gedoge.
Ic vergeve al ongedoutGa naar voetnoot3)
Allen vrouwen, jonc ende out,
Omme die Vrouwe hoge.
Men moet dus de vrouwen alles vergeven om der wille van Maria. Maar er is véél te vergeven; in Alexander VI, 563 heet het: wive sijn wandelre dan die wint
ende nieloper dan een kint
ende wreder dan enich tirant
ende harder dan een adamant.
Boendale en de overige leerdichters der 14e en 15e eeuw denken veel minder gunstig over de vrouwen. Daarover het proefschrift van Mw. A.L.A. Roessingh, De Vrouw bij de Dietse Moralisten, 1914. Zie ook Jan de Weert. In de Britse romans de ridderlijke vrouwenverering; zo ook in de klassieke en Oosterse ridderverhalen. Hierover handelt B.M. v.d. Stempel, De Vrouw in onze Britse romans, 1910. Verwijs gaf een verzameling van gedichten uit de 14e en 15e eeuw: Van Vrouwen ende van Minne. Vrouwen, geprezen door Dirc Potter. Verheerlijking van de vrouw bij de Renaissance-dichters. Houwaert begon in 1583 met zijn werk Pegasides Pleyn ende den Lusthof der Maeghden. Op naam van Janus Douza staat Den Lof der Vrouwen, uitgegeven naamloos, 1622. De vrouw vereerd door Cats in al zijn gedichten, maar toch: de man neemt de eerste plaats in: Toonneel der Mannelicke Achtbaerheyt; Houwelyck. Haar zinnebeeld is de wijngaardslak, gedoken in de schulp. Bij Roemer Visscher is het de schildpad: Des Schildtpadts raet neemt aen,
o ghy gehoude wijven,
Dat zedigh, eerlijck, stil,
u best is, t'huys te blijven.
Over Cats en de Vrouw een studie van Johanna Breevoort, 1915. Huygens schreef 1620 een gedicht 't Vrouwe-lof, maar de tweede titel luidt Mans handt boven: Com ick in de Bybel-boecken
'K hoeff ghien oogenblick te soecken,
'K vinder schier an elcken oort,
Vrouwen hoort naer 't mannen woordt.
Van Dr. Johan van Beverwyck een werk over De Uytnementheyt des vrouwelycken Geslaghts, 1639, waartegen Jonctijs Der Mannen Opperwaerdigheid handhaafde. Simon van Ingen in zijn pastorale noemt de vrouwen: Vol wispelturigheyt,
onzeekerheyt en boosheyt,
En trouweloose loosheyt.......
Verdediging van de rechten der vrouw bij Betje Wolff; hoge waardering van de vrouw bij Rhijnvis Feith; gedicht voor de ontvoogding van De Vrouw van Loots; alle uitingen uit het tijdperk der Verlichting. Daar ook het allereerste stuk over de emancipatie; zie L. v. Ollefen. Studie over De Ned. Vrouw in de 18e eeuw, in 2 delen, van S.I. von Wolzogen Kühr. In de 19e eeuw: Spandaw, in zijn gedicht De Vrouwen, 1807, en in menig ander van zijn verzen. Lof der vrouwen had ook de titel kunnen zijn van De Veers Trouringh voor 't jonge Holland, 1868. Onder de eerste gedichten van Hasebroek is een hymne aan De Vrouw, 1835. De emancipatie der vrouw, aan de orde gesteld in de literatuur door Multatuli in Minnebrieven en Ideën; door Mina Kruseman, Betsy Perk, Mw. v. Calcar-Schiotling. Het vraagstuk der moderne vrouw behandeld o.a. door Carry van Bruggen, Heleen; Ada Gerlo, Herinneringen; Mw. v. Ammers-Küller, De Opstandigen; Mw. Boudier-Bakker, De klop op de deur; Mw. Goekoop, Hilda van Suylenburg. Vrouwenemancipatie bestreden in het toneelspel De hond van den tuinman van Rosier Faassen, 1873. Mina Kruseman en Betsy Perk belachelijk gemaakt in Een bittere pil van Justus van Maurik, met de eerste prijs bekroond te Brussel. |
|