Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend
[pagina 584]
| |
stelling voor de modernen. Zijn vader was directeur der Landsdrukkerij; hij werd griffier bij 't kantongerecht in Oud-Beierland, 1853; substituut-griffier bij het Hof in Den Haag 1856, bij de Hoge Raad 1866-'73; lid van Oefening; richtte 1857 met Cremer, Ising en Keller De Tijdstroom op; werd 1860 lid v.d. redactie van De Ned. Spectator. Zijn artikels in proza en poëzie werden gebundeld als Vogels van diverse pluimage, 1872-'75; invloed van Sterne, nog veel meer van Heine en Lessing. Van 1859 is zijn Pelgrimstocht naar de Weddesteeg, eerste hulde aan Rembrandt; in 1863 schrijft hij een F. boek over de schilder. Toen Alberdingk Thijm een aanval deed op vrijzinnigen en modernen in zijn Claegh- ende Vraeghliedt van 1860, antwoordde Vosmaer met een Suverlic Liedeken. Van dezelfde strekking was zijn Nieuwjaarslied in de Ned. Spectator onder de titel De Tamboer der Voorhoede. In 1873 deed hij een reis naar Londen met drie Spectatorvrienden, om de Elgin-Marbles te zien; zijn Londinias is het reisverhaal, Homerus nagebootst. Reizen naar Italië werden weergegeven in romanvorm: Amazone, 1880 en Inwijding, 1888. Zijn vertaling van de Ilias verscheen 1880, die van de Odyssee na zijn dood. Zijn Spectator-artikelen schreef hij als Vlugmaren van Flanor, geheel in de geest der Ideën van Multatuli. Hij was een modern man, die met zijn tijd meeleefde, ondanks al zijn studie van de klassieken. Hij prees in zijn Zaaier de werken van Multatuli, 1874; steunde jongeren als Esser, Van Nievelt, Van Santen Kolff; gaf met Willem Kloos in 1882 Perks Gedichten uit. Tijdens de vertaling van de Odyssee dichtte Vosmaer de Griekse idylle Nanno, 1883. In 1888 werd Vosmaer ziek; hij zocht tevergeefs genezing te Montreux. Zijn streven was, de idealen der oude Grieken tot gemeengoed te maken. Zijn leven beschreven in Mannen van Beteekenis door J.E. Sachse. Reeds van 1856 is Eene studie van het Schoone en de Kunst, een wijsgerige beschouwing over het schoonheidsgevoel in de geest van Plato. Bij zijn dood zorgde de uitgever A.W. Sijthoff voor een uitvoerig In Memoriam met een levensschets en met verschillende beoordelingen van anderen. Daarbij een sonnet van Verwey uit de Nw. Gids: .......hij leefde, een plasje in 't zonnelicht:
Lijnen en rimpels ritste-i in het zand;
Maar de zee ebt, 't plasje droogt op aen 't strand.....
Beantwoord door Jan Goeverneur: Hoe jammer dat die doode man
Het klinkdicht zelf niet lezen kan;
Hij zou dan weten dat hij was
‘Een opgedroogde waterplas.’
Zoo'n lof is, sedert d'aarde draait, Nog nooit een stervling toegezwaaid. De grote betekenis van de studie van Vosmaer over Rembrandt werd 1872 erkend door zijn benoeming tot lid v.h. Instituut. In de Scheveningse Bosjes stond de Vosmaer-zuil met zijn borstbeeld, ontworpen door Alma Tadema, het beeld geboetseerd door Koelman; 1890. Vernield in de Oorlog. De Briefwisseling tussen Vosmaer en Perk is uitgegeven in 1938; die tussen Vosmaer en Kloos in 1939 door Dr. G. Stuiveling. Proefschrift over Vosmaer van J.P. Boijens, 1931. Een studie over Vosmaer en zijn jongere Tijdgenoten is te vinden bij G. Stuiveling, Rekenschap. Aldaar ook een lijst van de bijdragen der Tachtigers aan de Spectator. |
|