Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Simon Vestdijk]Vestdijk, Simon -, geb. 1898 te Harlingen, psychiater; dichter en letterkundige, 1938-'39 redacteur voor de letteren van de Nw. Rott. Ct. zie Vitalisten en Forum. Romanschrijver: Het Vijfde Zegel, 1937, uit de tijd der Inquisitie. Meneer Vissers Hellevaart, 1936. Novellen: Narcissus op Vrijersvoeten, 1938; De zwarte Ruiter, 1940. Samen met Marsman schreef hij de roman Heden ik, morgen gij, 1936. Psycho-analytisch werk; geheel anders dan Het Vijfde Zegel, beeld van de 16e eeuw in Spanje. Redacteur van Groot-Nederland met Greshoff. In 1938 verscheen De Nadagen van Pilatus; in 1939 Lier en Lancet, een verzameling essays o.a. over Greshoff, Hendrik de Vries, Jan Engelman, Du Perron en Slauerhoff. Ook over de Amerikaanse dichteres Emily Dickinson, 1830-'86, van wie hij tevens een bundeltje gedichten vertaalde. Van grote betekenis zijn de Anton-Wachter romans: Sint-Sebastiaan, 1933; Terug tot Ina Damman, 1934; Surrogaten voor Mark Tuinstra, 1940; De andere School, 1948. Van 1940, Albert Verwey en de Idee en de dichtbundel Klimmende Legenden; van 1941 een roman: Rumeiland (Jamaica). Met zijn studie over Verwey won Vestdijk de Wynaendts Franckenprijs. In 1941 een bundel gedichten Simplicia, met In memoriam H. Marsman. Ook gaf Vestdijk in 1941 het nagelaten gedicht De grijze dashond van E. du Perron uit en schreef hij de inleiding bij Parlando, verzamelde gedichten van Du Perron. Verder Aktaion onder de sterren, historisch-mythologische roman, en een nieuw gedicht over De Vliegende Hollander, 1941. M. ter Braak schreef over hem Duivelskunstenaar. In 1946 won hij de letterkunde-prijs van Amsterdam met zijn roman Pastorale 1943; in 1951 de P.C. Hooftprijs van ƒ2500 met de roman De Vuuraanbidders van 1947. Vestdijk gaf in 1950 De Glanzende Kiemcel uit, voordrachten over de techniek der poëzie. In 1947 met Jeanne van Schaik-Willing De Overnachting. Bevrijdingsfeest, 1949. De Kellner en de levenden, 1950. Avontuur met Titia; met Henr. v. Eyk, 1949; De dokter en het lichte meisje, 1951. |
|