Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend['s Werelts begin, midden, eynde, besloten in den Trou-ringh]Trou-ringh, 's Werelts begin, midden, eynde, besloten in den -, groot leerdicht van Cats met veel verhalen op rijm; vervolg van zijn Houwelick; zie Proefsteen. Ick heb by een gebracht verscheyde trou-gevallen,
Om daer te mogen sien hoe jonge sinnen mallen.
In 4 delen: 1o ‘uyt de H. Schrifture’; 2o van de oudste tijden; 3o uit de latere tijden; 4o ‘het Geestelick Houwelick’, over de geboorte van Christus, tot aan 't Laatste Oordeel. Opgedragen aan Anna Maria Schuurmans. Haar portret stond voorin en daaronder: Wie oyt dit aerdig beelt
sult comen aen te schouwen,
Hout vast, dat ghy hier siet
een roem van alle vrouwen,
Van dat de werelt stont,
tot heden opten dach,
Niet een die haer geleeck
of nu bereycken magh.
Deel I bevat o.a. Adam en Eva; deel II Crates en Hipparchia; deel III Emma en Eginard, onder de titel De man-dragende Maeght; in dit deel ook het Spaens Heydinnetje. 1e Druk 1637. De tweede druk van het grote werk kwam reeds in 1638. De titel overgenomen door Hendrik de Veer: Trou-Ringh voor 't Jonge Holland, 1868, tonelen uit het huiselijke leven in de gegoede burgerstand, met lofprijzing van de vrouwen en de jonge meisjes; in de trant van de Camera. Een Hollands boek tegenover het werk van Gustave Droz van 1866: Monsieur, Madame et Bébé. |
|