[Anna Louisa Geertruida Toussaint]
Toussaint, Anna Louisa Geertruida -, 1812-1886, de voornaamste romanschrijfster der 19e eeuw. ‘Truitje’, geb. te Alkmaar, begon als gouvernante bij het gezin van De Bruyn Kops te Hoorn. Zij geraakte daar onder invloed van de Legenden en de romans van Van Lennep; in 1837 schreef zij Almagro als haar eerste novelle: de geschiedenis van een zeerover. Van 1838 is De Graaf van Devonshire, Maria Tudor en Elisabeth als zijn beide minnaressen, vol romantiek, maar ook reeds met schildering van karakters, zo als die nog niet bestond in onze letteren. Evenwel in een taal, al te zeer overladen met beeldspraak en vergelijkingen. Potgieter prees haar, doch wenste een Nederlandse roman; zij voldeed aan dat verlangen en schreef Het Huis Lauernesse, 1840. Zij is voortaan de verkondigster van haar Christelijk-nationaal levensbeginsel. In 1841 kwam de 2e, in 1843 de derde druk. Het onderwerp: de opkomst der Hervorming, trok de aandacht. In navolging van Drost en Potgieter gaf zij aan de gesprekken zoveel mogelijk de oude kleur, doch ook in deze roman liet de taal nog zeer veel te wensen over.
Zij was lid van de kring van Heilo en ze werd bevriend met Willem de Clercq en zijn gezin. Zo raakte ze onder de invloed van het Réveil, wat het best tot uiting zou komen in haar Leycestercyclus.
Haar verloving met Bakhuizen eindigde met zijn gedwongen vlucht in 1843. Zij werkte door: Eene Kroon voor Karel den Stoute, 1841; De Graaf van Leycester in Nederland, 1847; Mejonkvrouw de Mauléon, 1847; De Vrouwen uit het Leycestersche tijdvak, 1850; Gideon Florensz., 1855, insgelijks uit datzelfde tijdperk; Media-Noche, 1852; Historische Novellen, 1856. Middelerwijl was zij getrouwd met de schilder Jan Bosboom, 1851. Zij keerde zich tegen het R.K. geloof en tegen de modernen; haar eigen idealen beeldde zij uit in De Delftsche Wonderdokter, 1870. Een ander beeld uit de 17e eeuw is de roman Honselaarsdijk, 1849. Uit haar eigen tijd de roman Frits Millioen en zijn Vrienden, 1869. Alles werk met vele goede eigenschappen, doch al te wijdlopig en in ‘onvoldoend verzorgde taal’. Uit het heden was ook de karakterroman Majoor Frans, 1874, ‘de strijd eener vrouw tegen zich zelve en de wereld’, een boek dat zeer de aandacht trok en dat niet alleen in 't F., D. en E., maar ook in 't Russisch en Zweeds vertaald werd. In 1882 kwam weer een historische roman, Het Kasteel Westhoven in Zeeland, gewijd aan De Villiers, de F. edelman, die hofprediker werd van Prins Willem. Dr. Joh. Dyserinck schreef haar Levensen karakterschets, 1911; H.F.W. Jeltes, Uit het leven van een kunstenaarspaar, 1910. Zij zelf schreef Herinneringen aan mijn Jeugd in De Gids van 1886, opgenomen in De Prinses Orsini, uitgave v.d. Ned. Bibl., 1907. Haar brieven aan Potgieter werden 1913 uitgegeven door J. Bosboom Nzn.
Gedenkteken op haar graf op het kerkhof in de Scheveningse Bosjes en in Alkmaar een borstbeeld. Zij was er ‘ereburgeres’ sedert 1845. Van 1849-'58 was zij redactrice van de Almanak voor het Schoone en Goede.
Mw. Dr. J.M.C. Bouvy schreef Idee en werkwijze van Mw. Bosboom; 1935.