Naar de Physiologie de l'Etudiant van L. Huart. Onder de 8 medewerkers Snellen van Vollenhoven, Jonckbloet en Gerrit de Clercq; verder van H.Th. de Blauw, 1818-'58, Convocatie (in Het Studentenleven). In de Studentenalmanak van 1848-'51 schreef de Genestet een 6-tal liedjes uit het studentenleven, b.v. Epicurisch Feestgezang. Julius Vuylsteke gaf 1868 Uit het Studentenleven en andere gedichten uit; studentenliederen vol geestdrift. Jacob van Lennep had in zijn Academische Idyllen het leven van de studenten bezongen; opgedragen aan Bilderdijk. Academische Poëzie heten ook de Snikken en Grimlachjes van Piet Paaltjens, d.i. Haverschmidt. In 1907 verscheen van Annie Salomons Een Meisje studentje, 3e druk 1920. P. Brooshooft schreef 1874-'77 Academische dissolving-views, over de groentijd en 't verdere studentenleven.
J. Bierens de Haan, A.J. de Beaufort e.a. verzamelden in 1936 Het Utrechtsch Studentenleven, 1636-1936.
C. Pruys van der Hoeven, Academieleven, 1866, over de tijd van Kneppelhout.
H. v.d. Bijll e.a. Het Amst. Studentenleven, 1632-1932, 1932.
Mr. W. Coops schreef Leids Studentenleven in het eind van de vorige eeuw, 1926. De Uittocht der Studenten van Groningen, Franeker, Utrecht en Leiden gaf aanleiding tot veel ‘Citadelpoëzie’. Staring dichtte een Lied aan de Jongelingschap; Lulofs een Krijgslied; Tollens een Vaarwel en in Dec. 1830 een Avondbede: hij had zelf een zoon bij het leger. Heije dichtte een Wapenlied; H.H. Klijn acht Gedichten aan het Vaderland. Tollens maakte ook een lied op De Terugkeer der Leidsche Studenten in 1831 en zo deed ook Siegenbeek. Lulofs en Spandaw verwelkomden de Groningers. Studie van Dr. Johs. Dyserinck, 1908, Het Studentenleven in de Literatuur; A.C.J. de Vrankrijker, Vier eeuwen Ned. studentenleven, 1939. F.R. Coers gaf in 1896 zijn Studenten-Liederboek van Groot-Nederland uit. Proefschrift over Klikspaans Studentenschetsen van Dr. A.J. Luyt, 1909.