[Adriaen Smout]
Smout, Adriaen -, 1580-1646, sedert 1621 Calvinistisch predikant te Amsterdam, wegens zijn schelden op Coster's Iphigenia en op de Academie en om zijn optreden tegen het Stadsbestuur op 8 Januari 1630 uit de Stad gezet. Door Vondel gehekeld in Een Otter in 't Bolwerck:
Mocht Smout nou op de preecstoel staen,
Hoe sou haer dan de Hagel slaen,
Jan-rap, in stee van Monckelbaen,
Sou plongdren d'Acadeemy.
En opnieuw in zijn Rommelpot en in Nieuwjaer voor Smout:
Jonge Smout die sprong te kort
Van den ladder binnen Dort.
Volgens de overlevering maakte Vondel dit gedicht voor de vuist, toen Ds. Smout op Nieuwjaarsdag 1629 binnenkwam en om een nieuwjaarsdicht vroeg. Zinspeling op een onechte zoon van Smout, die te Dordrecht zou zijn opgehangen. J.L. v. Dalen heeft aangetoond, dat er in die tijd geen Smout in Dordrecht is terechtgesteld. Smout dichtte liederen, aan het Hooglied ontleend, die hij aan Tesselschade aanbood. Ook stelde hij Psalmen ‘na de reghelen der Musyck op rijm.’