[Schijnheyligh]
Schijnheyligh, toneelstuk van Hooft dat echter vooreerst niet uitgegeven werd, omdat er predikanten in aan de kaak gesteld worden; in 1617 in proza bewerkt naar het blijspel Lo Ipocrito van Aretino. Hooft vond op deze wijze gelegenheid, een schijnheilige bedrieger op het toneel te brengen, doch hij kwam er niet toe. Het hs. diende Bredero voor zijn berijming, gelijk H.J. Eymael heeft aangetoond in het Ts. voor Taal en Letterk. van 1895. Deze berijming werd bijna voltooid in zijn nalatenschap gevonden en in 1624 door de uitgever Van der Plasse in het licht gegeven. Opnieuw uitgegeven door Van Vloten, 1856, en in 't zelfde jaar in De Dietsche Warande door Thijm.
Bredero's stuk is gedicht op de regel:
Onder een schijn van heyligheyt,
So wort den mensch veeltyts verleyt.
Hooft laat voorzichtigheidshalve het stuk in Den Haag spelen, ver genoeg weg.