[Theodoor van Rijswijck]
Rijswijck, Theodoor van -, 1811-'49, zoon van een onderwijzer te Antwerpen, die later verver werd; zelf ook onderwijzer, tot de Belgische Opstand uitbrak en hij vrijwilliger werd. Hij was bij de vluchtelingen naar Mechelen in de Tiendaagse Veldtocht. Werd daarna klerk in de lombard en dichter, vooral politiek hekeldichter en bemind volksdichter. Stierf in het krankzinnigengesticht te Antwerpen. Zijn Volledige Werken in 3 delen met levensbericht door J. Staes, 1884.
Hij was begonnen met Balladen, 1843; daarbij uit de Geuzentijd: Weerwraak, Johan van Marnix, De Boschgeuzen, De Watergeuzen. Bekend werd hij door zijn Politieke Refereinen van 1844 tegen Walen en Franskiljons. Bemind werd hij door zijn Volksliedjes van 1846: de arme liereman van het arme Vlaamse volk:
Luid de waerheid op te zingen
Met een vaderlandsch gevoel
Bleef op aerd mijn eenig doel.
Hij gaf het Muzen-Album uit met Domien Sleeckx, 1843-'48. Werkte mee aan het herstel van de Antwerpse rederijkerskamer De Olijftak, 1836. Dichtte een Afscheidsgroet bij de dood van Willems, 1846. Standbeeld te Antwerpen, 1864.