[Mnl. Rijmspreuken]
Rijmspreuken, Mnl. -, vertaalde verzen uit Freidanks Bescheidenheit, toegelicht 1885 door Dr. W.H.D. Suringar. Uit het Haagse hs., waarin ook de gedichten van Hildegaersberch en Der Minnen Loep. Eerst uitgegeven door M. de Vries, 1847. Toen door Verwijs, achter de Gedichten van Hildegaersberch, alsof ze van die dichter waren, blz. 253-'56. De uitgave van Suringar in de Handelingen van ‘Letterkunde’, 1884-'86.