Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[ruiterliedjes]ruiterliedjes, minneliederen der 15e eeuw, waarin een ruiter (huurling te paard, maar nog vaker te voet) de hoofdrol speelt, vaak ook door een ruiter gedicht. De D. huursoldaten van Karel de Stoute brachten hun volksliederen mee, die als voorbeeld dienden. Bij de ‘ruiters’ vindt men een deel van de bemanning van de Blauwe Scute. Ruiterliedjes komen voor in het Antwerper Liedboek en verder in honderden blauw boekjes en op losse bladen. Zij hebben de oude bekoorlijke epitheta ornantia: het groene woud, het blanke zwaard, van goude rood, sneewitte handen of wangen. Het bekendste ruiterliedje is: Ic stont op hooghen bergen.
En de bekendste ‘ruiter’ is Jan Starter. Tot de ruiterliederen behoren ook de Kerelsliederen; zie daar. Aan het slot noemt vaak een ruiter zich zelf als de dichter. |
|