[Réveil]
Réveil (F. = ontwaking), orthodoxe beweging in de Hervormde kerk, onder leiding van Alexander Vinet, hoogleraar te Lausanne, en van Merle d'Aubigné, hoogleraar te Genève; zij kwamen op voor het goede recht der persoonlijkheid in geloofszaken en voor het geweten, als maatstaf voor het leven. In Nederland onder Bilderdijks invloed tot grote bloei in de dagen van 't Haags Adres, 1842, en de Christelijke Vrienden, 1845. Naast predikanten, Capadoce, Da Costa, W. de Clercq, Groen van Prinsterer en Koenen als hoofdmannen. De réunions waren ‘oefeningen’ van patriciërs en aristocraten. Na de Bijbel was Thomas à Kempis er in ere. Maar men keerde zich tot de wereld door evangelisatie, onderwijs, zending en maatschappelijk werk als het Tehuis voor gevallen vrouwen te Zetten, 1848. Men keerde zich af van het toneel, bestreed de moderne Duitse wijsbegeerte, stelde het Christendom tegenover de opvattingen der Klassieke Oudheid. De vergaderingen der ‘Christelijke Vrienden’, begonnen 1845, eindigden in 1854; het ts. Vereeniging, Christelijke Stemmen, verscheen tot 1873.
Over het Réveil: Pierson, Willem de Clercq; ook zijn Oudere Tijdgenooten; verder W. van Oosterwijk Bruin, Uit de dagen van het Réveil, 1900; E. Gewin, In den Réveilkring, 1920. Proefschrift van Dr. L. Wagenaar, Het Réveil en de Afscheiding, 1880. Studie van Mw. M.E. Kluit, secretaresse van het Réveil-Archief: Het Réveil in Nederland, 1817-'54, haar proefschrift, 1936.
De wederopleving van het orthodox-Christelijk beginsel onder leiding van Dr. Kuyper wordt wel het Tweede Réveil genoemd; de Jong-Protestantse dichters en schrijvers der 20ste eeuw vormen dan het Derde Réveil. Studie daarover van Dr. K. Heeroma, die echter zelf die naam niet meer handhaaft. Ons Tijdschrift was het maandblad, 1896-1914. Daarnaast in meer orthodoxe richting Stemmen des Tijds, 1911. Voornaamste vertegenwoordigers: De Mérode, Houwink, J.H. Eekhout, J.H. de Groot, Eerbeek, De Bruin, Risseeuw, Rijnsdorp: voor de roman Mw. Kuyper-v. Oordt, Wilma. Zie Van Hams studiën in De Werkplaats, 1936. Voor de kritiek Dr. B. Wielenga, Dr. Chr. Tazelaar, Dr. K. Schilder.