[Mr. Laurens Laurensz. Reael]
Reael, Mr. Laurens Laurensz. -, 1583-1637, geb. ‘in den gouden reael op 't Water’ te Amsterdam, 1607 student te Leiden ten huize van Arminius, zijn zwager. Hij ging 1611 naar Indië, versterkte Ternate, volgde 1616 Reynst op als G.G., werd 1619 vervangen door Coen, hielp Jacatra mee veroveren; 1620 terug; 1626 bewindhebber der V.O.C.; 1626 gezant naar Engeland over de terechtstelling der Engelsen op Amboina; 1628 gezant naar Denemarken, op zijn terugreis gevangen genomen en naar Wenen gebracht; 1629 getrouwd; 1630 lid van de vroedschap van Amsterdam; gestorven aan de pest.
Hij was L. en Ned. dichter; hielp Vondel door zijn vertaling van Seneca's Troas. Hooft bij zijn Historiën, Huygens bij 't nazien der Ledige Uren. Hij vertaalde het eerste Basium van Janus Secundus als Oorsprongh van de Kusjes. Geleerde, mislukt als G.G.; vriend van Van Oldenbarnevelt. Begraven in de Westerkerk van Amsterdam. Vondel had aan hem in 1623 Het Lof der Zeevaert opgedragen. Met Hooft en Vondel en Antoni de Hubert hield hij ‘letterkunstige vergaderingen’. Hij dichtte het Grafschrift voor Kornelis Jansen, toegenaemt het Haantjen, de held tegen de Duinkerkers:
die van sijn Vyands Scheepen
quam seven Vlaggen sleepen.
Vondel dichtte een bijschrift bij zijn portret, Jan Vos maakte zijn grafschrift. Vondel schreef aan hem, doch volgens Te Winkel ten onrechte, het Vlaamse schimpdicht toe op de predestinatie, dat tot titel voert: Een Vlaems gebraey perken, een gebraden peertje:
Ol es den meynsche elacie
Nochtans des Eeren gratie
Reaels verzen staan in de Verscheyde Nederduytsche Gedichten, I en II, 1659; zijn Aubade in Minne-plicht ende Kuysheyts-Kamp, 1626. Als schepen van Amsterdam bevorderde hij de stichting der Doorluchtige School. Lid v.d. Muider Kring.