[noodlotsdrama]
noodlotsdrama, toneelspel waarbij de held te gronde gaat ten gevolge van de vooraf bepaalde inwerking van de goddelijke macht. Zo is de gehele Gr. tragedie er toe te rekenen; 't beroemde voorbeeld is Oedipus van Sophokles. Schiller volgde in zijn Braut van Messina zulk een klassiek voorbeeld na. Toen kwam in D. de Schicksalstragödie, het noodlotsdrama, in de mode; stukken, waarin het lot van de held afhangt van de een of andere geheimzinnige macht. Müllner en Zacharias Werner waren daarbij de voornaamste schrijvers. Die Schuld van Adolf Müllner, 1813, werd nagevolgd door A. v.d. Hoop Jr., in alexandrijnen, 1831; toen heette het stuk Hugo en Elvire. Een oorspronkelijk noodlotstreurspel van Van der Hoop is De Horoskoop van 1838, een geval van oudermoord in Spanje, juist in dat jaar voor 't Gerechtshof behandeld; het lot van de held Gonzales is door 't noodlot bepaald.