Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Mathilde]Mathilde, ‘Sonnettenkrans’ van Jacques Perk, geschreven 1879. Ontmoeting en scheiding; zwerven in angst en verlangen, in strijd en aanbrekende vrede; de gelukkige oplossing, als de vergankelijke vrouw voor de dichter geworden is de onvergankelijke Schoonheid. Zuiver lyrisch; elk van de sonnetten is één stemming. Mathilde is de vergoddelijking der schoonheid: Schoonheid, o, Gij, Wier naam geheiligd zij,
Uw wil geschiede; kóme Uw heerschappij;
Naast U aanbidde de aard geen andren god!
Wie eenmaal U aanschouwt, leefde genoeg:
Zoo hem de dood in dezen stond versloeg...
Wat nood? Hij heeft genoten 't hoogst genot!
Er zijn in 't geheel 107 sonnetten, door Kloos in 4 boeken verdeeld, uitgegeven in andere volgorde dan de dichter ze zelf in zijn hs. heeft opgeschreven; in 1901 voor 't eerst ‘volledig’ uitgegeven. zie Perk. Mathilde Thomas was de naam van de aangebeden schone; zij kon zijn liefdesverklaring niet aanvaarden, omdat zij al verloofd was. Van de sonnetten nam Jan ten Brink in 1880 vijf en in 1881 vier op in Nederland. De Spectator nam er in 1880 ook vijf van op en in 1881 de cyclus van Helle- en Hemelvaart, d.i. het bezoek aan de grotten van Rochefort en Han; samen 10 sonnetten. Maar toen was Joanna Blancke reeds in de plaats getreden van Mathilde; ook Joanna was reeds verloofd. zie M. Thomas. In 1940 werd de Mathilde-krans naar de handschriften volledig uitgegeven door Dr. G. Stuiveling. |
|