[Mr. H. Marsman]
Marsman, Mr. H. -, 1899-1940, geb. te Zeist, dichter en prozaschrijver, essayist en criticus; begon 1919 in De Beweging; 1925 redacteur der Vrije Bladen met Roel Houwink. - Verzen, 1923. Penthesileia (de koningin der Amazonen), 1925. Marsman was de woordvoerder van de kunst der jongere dichters. Criticus: Verzameld Werk, 1938 (3 dln.); dan studie over Menno ter Braak, 1939. Vitalist, aanvankelijk onder invloed van H. v.d. Bergh. Roman: De Dood van Angèle Degroux, opgedragen aan A. Roland Holst, 1933. In 1933 schreef hij zelf De dood van het Vitalisme, omdat ‘de brand, die in hem ontbrandde’, niet oversloeg ‘op een groep, op een jeugd’. Zijn jeugd was voorbij. Zijn tijdschrift moest in 1932 plaats maken voor Forum. Studie over Herman Gorter, 1937. Zijn bundel Porta Nigra (de Zwarte Poort), die in 1935 geweigerd was, verwierf in 1936 de Van der Hoogt-prijs. Van 1940 een nieuwe reeks gedichten, Tempel en Kruis. Met Vestdijk schreef Marsman de roman Heden ik, morgen gij; met Du Perron stelde hij samen De Korte Baan, Nieuwe Ned. verhalen, 1935. Hij schreef een inleiding bij de Verzamelde Werken van Slauerhoff, die in 1936 overleden was. Over hemzelf, Ter Braak en Du Perron: Een critische Periode, door S. Tas.
Hij kwam op tegen het alledaagse en het provinciale van de streekromans van A.M. de Jong, De Man, Coolen en Fabricius in zijn Derde Dimensie en Europeesch Peil. Marsman kwam om, toen het schip dat hem van Frankrijk naar Engeland zou brengen, getorpedeerd werd. Zijn essay over Menno ter Braak was nog in 1939 verschenen; zijn vertaling van Zarathustra van Nietzsche, door Eduard Coenraads begonnen, kwam in 1940 uit. In 1947 verscheen het 4e deel van het Verzameld Werk, met critisch proza.