['t Leerdicht]
Leerdicht, 't -, de didactische poëzie, bij uitstek de dichtkunst der gemeenten sedert de 13e eeuw; Dietsche Catoen; Bestiaris; Maerlant. In de 14e eeuw Jan de Weert, Jan Boendale; Spiegel der Zonden; Bediedenis der Misse; Sidrac, 1329; verder veel allegorische gedichten, disputatiën enz.
Weer van grote betekenis bij Vondel, Heerlijckheit der Kercke, Altaergeheimenissen; Huygens (Costelick Mal, Oogentroost); Cats (Houwelijck, Trou-Ringh, Ouderdom en Buitenleven); Spieghel (Hart-Spieghel); L.W. v. Merken, Het Nut der Tegenspoeden; Bilderdijk, Ziekte der Geleerden; De Dieren. Tot het leerdicht behoren ook de fabel, de satire en het epigram.