rethoryckersverzen. Dat was bij een wedstrijd tussen de Kamers in 1596, waarvan de opbrengst moest dienen voor de verbouw van het Sinte-Kathrynegasthuis; hij schreef toen het welkomststuk, dat door de Leidse Witte Acoleyen opgevoerd werd. Hij vertaalde o.a. de Emblemata van Petrarca, oden van Horatius, de Basia van Janus Secundus, maar lang niet alles van zijn werk is bewaard. Eigen werk is zijn Lofzang op 't ontzet van Leiden, 1575; Het afbreken van het slot Vreeburg te Utrecht, 1579; Leidens Verlossinge van de Burggraven; Onrijmich Vreuchden-liedt ter verwelkoming van Prins Maurits na de verovering van Groningen, 1594:
Een boom gewerden zijt....
Dit is het eerste Ned. rijmloze vers.
Van Van Hout is ook het opschrift op het Leidse stadhuis, voltooid 1594:
Indien Godts goetheit U brengt voort
Geluk en spoet, niet trots 't gemoet,
Van Hout is pas ‘ontdekt’ door Dr. J. Prinsen; hij was de eerste N. Nederl. Renaissance-dichter, tevens een staatsdienaar van grote betekenis; hij regelde het Hollandse belastingwezen en bracht een rapport uit over armenzorg, die hij gemeentelijk wilde maken. Zijn Dienstbouc is een verzameling van de oude Leidse oorkonden.
Studie van Prinsen over Van Hout, 1907. Prinsen gaf ook Van Houts toneelstuk uit; (Leids Tijdschrift XXIII). In 1941 werd het opnieuw uitgegeven in de Noordned. Rederijkersspelen, door N. v.d. Laan. ‘Levensbeeld’ van Van Hout door J.C.H. de Pater, 1946.
Meer dan Coornhert, Spieghel en Roemer Visscher zijn Van Hout, Van der Noot en Van Mander de eerstelingen van de Ned. Renaissance. Van Hout's Franciscaender is niet tot ons gekomen, maar wel de proza-opdracht, die buitengewoon fel is tegen de rederijkers.