[C.W. van der Hoogt]
Hoogt, C.W. van der -, 1857-1928, geb. te Kampen, man van zaken in Amerika, schreef tijdens de Boerenoorlog A century of injustice, kwam 1920 in Nederland terug. Hij stichtte een fonds voor een jaarlijkse prijs van f 1000 ter aanmoediging van jonge letterkundigen, uit te keren door de Mij. v. Letterkunde. Winnaars waren: R. van Genderen Stort, ‘Kleine Inez’ (1925).
Dirk Coster, ‘Verzameld Proza’ (1926). Herman de Man, ‘Het wassende water’ (1927). Aart van der Leeuw, ‘Het aardsche paradijs’ (1928).
Anthonie Donker, ‘Grenzen’ (1929).
Antoon Coolen, ‘Het donkere licht’ (1930).
Arthur van Schendel, ‘Het fregatschip Johanna Maria’ (1931).
Johan Fabricius, ‘Komedianten trokken voorbij’ (1932).
Anton van Duinkerken, ‘Dichters der Contra-Reformatie’ (1933).
J. Slauerhoff, ‘Soleares’ (1934).
H. Marsman, ‘Porta Nigra’ (1936).
Henriëtte van Eyk, ‘Gabriël’ (1937).
S. Vestdijk, ‘Het vijfde zegel’ (1938).
Ed. Hoornik, Mattheus, 1939.
Clara Eggink, Het Schiereiland, een bundel gedichten, 1940.
M. Vasalis, Parken en Woestijnen, 1941.
Dr. Heeroma (Muus Jacobs), Vuur en Wind, 1945.
Bep Vuyck, Het laatste huis van de wereld, 1945.
Ida Gerhard, 't Veerhuis, 1945.
Bert Voeten, Doortocht, oorlogsdagboek, 1947.
J.J. Klant, De geboorte van Jan Klaassen, 1947.
In 1949 stelde de Commissie voor, de prijs toe te kennen aan Anna Blaman voor haar Eenzaam Avontuur, doch zodanig toegelicht dat de schrijfster bedankte.
Leo Vroman, Gedichten, 1950.
Alfred Kossmann, De Nederlaag, roman, 1951.