Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Het daghet in den Oosten]
Het daghet in den Oosten,
het lichtet overal,
hoe luttel weet myn liefken,
och, waer ic henen sal.
Ridderromance uit de 14e eeuw, van een ridder, die de minnaar van een jonkvrouw verslagen heeft in 't bos. Zij verneemt het van hem: Dmeysken nam haren mantel
ende si ginc enen ganc
al totter linde groene,
daer si den doode vant.
Een van de schoonste Mnl. liederen, bewaard in het Antwerps Liedboek van 1544. Herdicht tot een geestelijk lied: Het daghet in den Oosten,
Die sonne scijnt over al:
hoe geerne soude ic weten
Waer mijn siel varen sal.
Zie ook Geertruid van Oosten. |
|