Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Hadewych]Hadewych, abdis van Aywières (Acquiria), die Thomas van Cantimpré bewoog tot het schrijven van zijn L. Leven van Sinte-Lutgart, 1246; † 1248. Waarschijnlijk is zij de mystieke schrijfster en dichteres van 14 vizioenen, 31 brieven, liederen en gedichten; soms is zij dagen achtereen ‘opgenomen van geest’. De Vizioenen staan onder invloed van de Openbaring van Johannes; haar gedichten onder die van het Hooglied. Het hs. van Hadewych bleef bewaard in 't Rode Klooster in het Soniënbos; het bevat het oudste proza van onze letteren, en gedichten, die op een hoge trap van ontwikkeling staan. Zo van de Lente: TsaermeerGa naar voetnoot1) sal in corten tide
Tsap van den wortelen opwaert slaen!
Daerbi sal, verre ende wide,
Beemt ende cruut sijn loof ontfaen.
Zij is ten onrechte aangezien voor de ketterin Bloemaerdinne; zie Paul Frédéricq. Zij is de dichteres van de hemelse minne, ‘de troubadour der geestelijke minne’: Bi wilen lief, bi wilen leet,
Bi wilen verre, bi wilen gereet,Ga naar voetnoot2)
Die dit met trouwenGa naar voetnoot3) van minnen versteet,
Dat is jubileren:Ga naar voetnoot4)
Hoe minne verslaet
Ende ommevaetGa naar voetnoot5)
In één hanteren.Ga naar voetnoot6)
De Brieven, 1908-'12, uitgegeven door Dr. J. v. Mierlo S.J.; de Werken door J.F.J. Heremans, C.J.K. Ledeganck, J. Vercoullie en K. Ruelens, in 3 delen, 1875-1905; de Liederen door Johanna Snellen, 1907 en in 1931 diplomatisch door Van Mierlo. Deze betoogt, dat Hadewych aan 't hoofd stond van een bagijnenbeweging te Nijvel. In 1938 kwam er in het Pantheon een bloemlezing van Hadewych met inleiding van H.G. 't Hooft. Studie van M.H. v.d. Zeyde over Hadewych, 1934; deze gaf ook haar Brieven uit met een nieuw Ned. overzetting er naast, 1936. Ook Joh. Snellen bezorgde een bloemlezing, uit poëzie en proza, 1932. De Visioenen uitgegeven door J. v. Mierlo, 1924 (Leuven). |
|