Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend
[pagina 186]
| |
voet, dichter van bundels, die pas bekend werden bij de verzamelde uitgave Gedichten in 1934, met hekeldichten tegen de duffe burgerlijkheid; herdrukt in '36 en '37. Hij schreef met Prof. Dr. Jan de Vries een Gesch. der Ned. Letterkunde, 1925; was met Gerard van Eckeren red. v.d. Gulden Winckel. Werd 1935 mederedacteur van Groot-Nederland, dat hij tot het tijdschrift der allerjongsten maakte na de opheffing van Forum. Was tot 1939 ook redacteur van het Holl. Weekblad. Toen vestigde hij zich in Zuid-Afrika. Zie ook J.N. v. Hall. Zijn eerste bundel kritieken, Het Gefoelied glas, is van 1911. Zijn bundel Steenen voor brood, 1939, bevat een brief aan Menno ter Braak, invallende gedachten en overpeinzingen, met de herdenking van Penning, Aart v.d. Leeuw, K. v.d. Woestijne, Frans Coenen en Slauerhoff. Van 1934 een studie over Arthur van Schendel. Onder ps. Otto P. Reys schreef hij in 1925 Dichters in het koffiehuis, Herinneringen, (J.C. Bloem, J. v. Nijlen, R. Herreman, v. Schendel e.a.). Zijn gedichten zijn uitgegeven met een voorrede van J.C. Bloem en een bibliografie van 's-Gravesande; 1934. Verder: In de Verstrooiing, bijdragen van schrijvers buiten Nederland, 1940-'45. Zeer groot is zijn betekenis als gangmaker voor beter drukwerk. Hij is de man van De Zilverdistel, 1909, de uitgeverij van het schone boek, en van De Witte Mier. Zijn Verzameld Werk wordt in 5 delen uitgegeven. |
|