[Rijklof Michaël van Goens]
Goens, Rijklof Michaël van -, 1748-1810, hoogleraar in 't Grieks en de geschiedenis te Utrecht 1766, de vernieuwer der vaderlandse letterkunde, medewerker aan de Nieuwe Bijdragen van ‘Minima Crescunt.’ Hij vestigde de aandacht op Lessing, Gellert, Sterne en Rousseau; wees op de gebreken der Ned. letteren, bijna alleen vertalen en navolgen, al bewonderde ook hij Feitama. Hij schreef een verhandeling Over de vergelijking der oude dichters met de hedendaegsche en gaf Proeven uit den dichtkundigen ligger en een verhandeling over de kanselwelsprekendheid, de briefstijl en de novellen. In 1769 vertaalde hij naar Mendelssohn de Verhandeling over het Verhevene en Naïve; daarin de vertaling van De stervende Godloochenaar van Klopstock en de alleenspraak van Hamlet. In Utrecht moest hij zijn professoraat opgeven als Oranjeman; hij vestigde zich 1782 in Den Haag. In 1781 verscheen zijn strijdschrift Zeeven dorpen in brand, ‘gedrukt op het Casteel te Batavia’, onder ps. C.P.L.P. Zijn weekblad De Ouderwetse Ned. Patriot was te hoog voor de gewone burger en legde het af tegen de Patriotse Post van den Neder-Rhijn, 1783.
Ziek en verbitterd verliet Van Goens in 1786 ons land; hij vestigde zich in Duitsland en hield omgang met Lavater, Gleim, Jung Stilling, Wieland en Riedel; † te Wernigerode.
Hij was de leider geweest van de jonge Maatschappij van Letterkunde.
Over Van Goens de studie van J. Wille, 1924, en van P.J.C. de Boer, 1938.
Tegen Van Goens verschenen dramatische pamfletten: Het vroolijke Ochtendgezelschap; Den ouderwetschen Patriot ontmaskerd; De mislukte Begrafenis van den ouderwetschen Patriot, 1782. Hij was de zwager van Van Alphen. Na 1795 werd hij door jicht hulpbehoevend.
W.H. de Beaufort gaf 3 delen Brieven aan Van Goens en stukken over hem uit; 1884-'90.