[W.G. v. Focquenbroch]
Focquenbroch, W.G. v. -, ± 1630-'75, schreef het kluchtspel Verwarde Jalouzij, 1663, vertaling van Molière. Hij leefde als student in Leiden losbandig en maakte het als dokter in Amsterdam niet beter, zodat hij in 1666 als fiskaal in dienst der W.I.C. naar de kust van Guinea ging en geplaatst werd te St. George del Mina. Daar dichtte hij de bundel Afrikaansche Thalia en het blijspel De Min in het Lazarushuys, 1674. Hij keerde niet in het vaderland terug. In 1696 gaf Abraham Bogaert al zijn ‘nagelaten volgeestige werken’ uit als Thalia of Geurige Zanggodin; herdrukt 1723 en '76. Hij is de eerste Ned. burleske dichter op voorbeeld van Scarron. Hij vertaalde uit het F. van Scarron Typhon of de Reuzenstrijd en De Eneas van Virgilius in zijn Zondagspak. Vooral in zijn bruilofts-, verjaars- en minnedichten is een buitengewone zinnelijkheid, platheid en vuilheid; in een eeuw verschenen er 8 drukken.
Bogaert vergeleek hem bij Hooft en Vondel; nu is nog alleen zijn drinkliedje bekend van:
Dat wysheyt woont bij 't nat.
Toch verschenen zijn werken met lofdichten van Ludolf Smids, T. Asselijn en A. v. Halmael. Asselijn werkte in 1692 ook zijn Klucht van de Quacksalver om. In 1911 gaf Lode Baekelmans een keus uit zijn werk uit met een Inleiding. Hij schreef ook gedichten op de grote gebeurtenissen van zijn tijd, o.a. Op 't verwoeste van de Zweedsche Vlood door Cornelis Tromp, een ‘verdubbeld rondeel’, door Scheurleer op 1676 gesteld in zijn Varen en Vechten.
Bloemlezing uit de lyriek door W.F. Hermans.