[Desiderius Erasmus]
Erasmus, Desiderius -, 1467-1536, uit Rotterdam, de grote Humanist. Hij was te Deventer op de school van de Broeders des Gemenen Levens onder leiding van Hegius; daarna werd hij tegen zijn zin opgenomen in het klooster Steyn bij Gouda, 1486-'93. In 1492 werd hij priester. Een tijd lang was hij secretaris van de bisschop van Kamerijk, maar eindelijk verkreeg hij zijn wens: hij studeerde te Parijs. Daarna leefde hij een leven van reizen en trekken, in de Nederlanden, in Engeland, langs de Rijn, in Italië, altijd onder de mensen, wereldburger en niet de burger van één land. Korte tijd vertoefde hij te Kortgene bij Anna van Borselen; daarna was hij te Parijs, in Engeland en te Rome. Hij was de vriend van More en Wolsey; in Engeland schreef hij 1509 De Lof der Zotheid. De Bazelse uitgever Frobenius bezorgde 1516 zijn uitgave van het Griekse N. Testament. Daarop volgde een vrij langdurig verblijf te Leuven, dat hij in 1521 voorgoed verliet uit vrees voor de pauselijke nuntius Alexander. Hij vestigde zich te Bazel en gaf daar zijn beroemde Colloquia (Samenspraken) uit.
De Hervorming dreef hem naar Freiburg. In 1534 was hij in Bazel terug, waar hij † 1536 na een onrustig leven vol theologische strijd. Hij verhief zijn stem tegen de gebreken der Kerk, maar trok geen partij voor Luther; hij schrikte terug voor de heftigheid der Hervormers. Aan Maria van Hongarije droeg hij zijn Vidua Christiana Christelijke Weduwe) op, ook Viglius en Hopperus waren zijn geesteskinderen. Voor hem was het Latijn de enige schrijftaal; door het Latijn werd hij de leermeester van tijdgenoot en nageslacht en was hij de eerste Nederlander, die nog bij zijn leven in de hele wereld beroemd werd. Tot zijn werken behoren Laus Stultitiae, de Lof der Zotheid, 1509, en zijn Colloquia, 1522, (Samenspraken). Beide vol van het maatschappelijk en geestelijk leven van zijn tijd en vol van een nieuwe levensbeschouwing: de oorlogen ontstaan door de heerszucht der vorsten; de vorst is er om het volk. In de Laus Stultitiae worden de monniken aan de kaak gesteld en de priesters niet gespaard. Ook de wetenschappen krijgen een beurt, de verouderde juristerij, de wijsbegeerte, alle bekrompen geleerdheid. Erasmus moet ook van de mystiek en het ascetisme niets hebben; hij spot met bedevaarten, aflaat en reliquieën; hij acht vasten en biechten niet nodig; alleen het gezag der Kerk en de gewoonte weerhouden hem van openlijk verzet.
Van geweldige betekenis was zijn Griekse uitgave van het Nieuwe Testament; alleen in Frankrijk werden in korte tijd 100000 ex. verkocht. De Adagia (Spreekwoorden) beleefden 62 drukken bij het leven van Erasmus; Laus Stultitiae 43 drukken. Daarnaast kwamen de vertalingen, het eerst Van die Kerstelycke Ridder, 1523.
Erasmus' werk heeft de Hervorming voorbereid en bevorderd.
Zijn werken 1559 op de eerste klasse van de Index geplaatst, die der ergste ketters. Alexander Hegius, Gosewinus van Halen, de Groninger rector, Gnapheus te 's-Gravenhage en zovele anderen in de Nederlanden waren zijn volgelingen; zij wensten hervorming in de Kerk.
Zijn portret geschilderd door Holbein.
In 1549 werd voor Erasmus een houten beeld opgericht te Rotterdam, 1557 ver vangen door een van arduin, dit door de Spanjaarden vernield 1572. Nieuw standbeeld, 1622, van De Keyser. Klinkdicht van Vondel:
Die onlangs was van steen,
En zo den Nijd zich steurt
aan deze pracht of praal,
Zo giet men licht van goud
den Rotterdamschen Heilig.
Een ander gedicht ter Gedachtenis van Desideer Erasmus droeg Vondel op aan Scriverius.
Over Erasmus studiën van J. Huizinga, 1924; van G. Stuiveling, van B. de Ligt, 1936; H.J.J. Wachters, van R.K. standpunt, 1936. Erasmus in de spiegel zijner brieven, door Dr. O. Noordenbos en T. v. Leeuwen.