[dageliederen]
dageliederen, wachterliederen, minneliederen sedert de 13e eeuw, waarbij de wachter van het kasteel de minnaar waarschuwt, dat de dag aanbreekt:
Ic sie den dach opdringhen
Al door die wolcken claer.
Er zijn een twaalftal over, uit het D. vertaald voor 't merendeel. Ook bij Hooft een dagelied in de vorm van een tweespraak tussen Minnaar en Galathea:
Galathea, siet den dach comt aen.
Zij antwoordt:
Neen mijn lief wilt noch wat marren,
Neen mijn lief wilt noch wat marren,