[Johan van Broekhuizen]
Broekhuizen, Johan van -, 1649-1707, uit Amsterdam, diende als luitenant in de Holl. Waterlinie 1672, op de vloot van De Ruyter 1674, kreeg als hopman zijn ontslag bij de vrede van Rijswijk. Hij stond 1686 in ondertrouw met de weduwe van Antonides, weigerde te trouwen en kreeg een proces, dat 7 jaar duurde. Van 1697-1707 woonde hij te Amstelveen en wijdde hij zich aan de L. en Ned. letteren. Zijn Ned. Gedichten werden 1712 uitgegeven door D. van Hoogstraten, met lijkdichten van A. Moonen, Ludolph Smids, H. Angelkot, F. Halma, Wellekens, J. de Haas, P. Vlaming, L. Schermer, D. Willink e.a. Hijzelf maakte een lijkdicht op Antonides. Ook van Pluimer was hij een vriend. Hij was meer geleerde dan kunstenaar of krijgsman; hij was een klassiek filoloog; hij volgde Propertius en Tibullus na. Verder schreef hij herderszangen, minnedichten, en L. gedichten op de Derde Engelse Oorlog.
Te Amstelveen werd hij bedlegerig, begon hij te peinzen over ‘den toekomenden staet des eeuwigen levens’; zijn vrienden, waaronder David van Hoogstraten, verpleegden hem. David beschreef ook zijn leven, 1712.
Een nieuwe uitgaaf van zijn werken kwam in 1883 van Dr. R.A. Kollewijn.