Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Karel Johan Lodewijk Alberdingk Thijm]Alberdingk Thijm, Karel Johan Lodewijk -, geb. 1864, zoon v.d. voorgaande, leerling van het gymnasium te Rolduc, later te Katwijk-Binnen. Van 1885-'94 redacteur v.d. Nw. Gids, daarna van het Tweemaandelijksch Tijdschrift en de XXste Eeuw, in 1909 weer van de Nw. Gids. In zijn eerste kritieken, Nieuw Holland, 1884 en Over Literatuur, 1886 (vooral tegen Frans Netscher), toonde hij zich de hartstochtelijke vereerder van het proza. Hij schold de letterkundigen, de schrijvers en | |
[pagina 12]
| |
dichters van vóór 1880 uit voor liefdelozen, hatelozen, hersen- en hartelozen. Het geschrift was in hoofdstukken verdeeld en bij ieder hoofdstuk stond de stemmingskleur aangegeven: Inleiding, licht-paars; Herinnering, bruin-geel; deze aanduiding werd bij de latere drukken weggelaten. Onder ps. Lodewijk van Deyssel verscheen zijn eerste roman Een Liefde, 1887, impressionistisch en naturalistisch, onder invloed van Zola en De Goncourt. Gedrukt in 500 ex., in enkele maanden uitverkocht. Het boek bevatte ‘schildering van zekere toestanden’, die in de volgende drukken geschrapt werden. In 1888 kwam de tweede naturalistische roman De Kleine Republiek, alweer l'art pour 'art, zonder enige strekking. Na 1890 verminderde de bewondering voor het naturalisme; De Dood van het Naturalisme, 1891; toen kwam de tijd van het impressionistisch proza, waarbij het doel is de ‘sensatie weer te geven, die 't gevolg is van nauwkeurige observatie’. Daarnaast onder ps. A.J. de levensbeschrijving van zijn vader en een studie over Multatuli. Deel IV van de Verzamelde Werken bevat de kritieken: Nieuw Holland, Over Literatuur, Lidewyde, Eline Vere, Zola, Dr. Schaepman, Multatuli. Vooral zijn opstellen over de grote werken van Zola, in 't bijzonder over La Terre, zijn uitbundig. Toen Van Deyssel tot de overtuiging kwam, dat het naturalisme dood was, werd zijn houding tegenover Zola geheel anders; Zola was toen geen schrijver van betekenis meer. Van Deyssel beoefende ook de parodie, b.v. in zijn artikel Vondel, Hooft en Rembrandt, lotgenoten van Bilderdijk en Multatuli, antwoord in de Nw. Gids op de beschouwingen van Prof. Jan te Winkel. In zijn jonge tijd stelde hij Zola ver boven Homerus, Shakespeare en Balzac. Het was de tijd van Nieuw-Holland met de geweldige vervloeking van de schrijvers der oude school. Wel geheel anders treedt hij op in de tweede helft van zijn leven. Reeds in 1895 verscheen zijn studie Van Zola tot Maeterlinck; hij was nu een bewonderaar van deze Franse Vlaamse dichter ‘van tere mysterieuze toneelspelen’. In 1911 verscheen een dagboek, Uit het leven van Frank Rozelaar; het bleek, dat uit de aanbidder van het naturalisme, die om fatsoen niet gaf, een bedaarde, hoffelijke man gegroeid was. Ook is zijn verdienste erkend door een benoeming tot doctor honoris causa te Amsterdam 1935, heeft hij een ridderorde aanvaard en werd hij de voorzitter van de Vereniging van Letterkundigen. In 1950 verschenen zijn Aantekeningen bij lectuur, over A. Roland Holst, E. du Perron, M. ter Braak e.a. Studie van Dr. P.H. Ritter: Lodewijk van Deyssel, 1913. Een bibliographie betreffende Thijm is te vinden achter zijn Multatuli door A.J., 2e druk, 1922, van Benno J. Stokvis. Van J.M. Acket een studie van 1896; in 1934 van A. den Doolder. De Nieuwe Gids van October 1939 was ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag aan Van Deyssel gewijd, met een hoofdartikel van Dr. Haighton: Dukdalf der Persoonlijkheidsidee, met felle aanvallen tegen Greshoff, Menno ter Braak en Garmt Stuiveling. Verder met artikelen van Louis Knuvelder, J.F.M. Sterck, K.H. de Raaf, e.a. In 1942 proefschrift van F. Jansonius Over woord en zin in het proza van Van Deyssel. Van 1947 is de 2e druk van de Gedenkschriften, 1864-1924. |
|