Weduwenvers,
In de Woutergeschiedenis maakt Klaasje van der Gracht, zoon van de ‘katechiseermeester’, een gedicht op de weduwen in de Schrift, t.g.v. de verjaardag van een oom van Juffrouw Laps. Het opschrift luidt:
‘Al de weduwen der Heilige Schrift/Worden hier tot een vers gezift;/Ter verblyding op 't verjaren/Van godzalige weduwnaren;/Juichend, bloeiend in den Heer,/Aan Jehovah lof en eer.’
Het vers wordt als volgt voortgezet:
‘In Genesis xxxviii, vers 11 kan men lezen/Dat 'n weduw in 't huis van haar schoonvader moet wezen;/En Exodus xxii, ik zeg 't zonder vrees,/Zegt in vers 22 beledig weduw noch wees... (...)’ (vw iii, p. 324)
Juffrouw Pieterse weigert verder te luisteren wanneer het gedicht gevorderd is tot ‘Davids bywyven’, die ‘leefden als weduwen, by 't leven van haar man...’ (vw iii, p. 325-326). Zo openbaart zich, aldus m., de ‘bybelwoede’; deze bijbelgeschiedenissen wil men niet horen.