Volewijk, de-,
de gronden tegenover Amsterdam bij Buiksloot in het IJ, rietvelden en struiken, thans Amsterdam-Noord. Vroeger stond op de Volewijk een galg.
Moeders vertelden hun kinderen dat ze met een schuit van de Volewijk waren gehaald, schrijft m. in een voetnoot bij Idee 1064:
‘Dat er op den Volewyk - een eilandje in 't Y - halsrecht gedaan werd, is bekend. Vreemd schynt het dat die onbehaaglyke plek, naar Amsterdamse traditie, de rol vervult welke men elders, iets minder onsmakelyk maar even overbodig-preuts, aan ooievaars opdraagt. Pasgeboren kinderen te Amsterdam zyn “van den Volewyk gehaald”.’ (vw vi, p. 679)
Ook in Idee 1072 spot hij met de mensen ‘die 't kieser vonden de herkomst van hun kroost te verleggen naar 't Volewykse galgeveld, dan door aandoenlyke eenvoudigheid het kind eerbied in te boezemen voor de vrouw die 't met smarte gebaard heeft’ (vw vi, p. 722).
Het is opmerkelijk dat Droogstoppel zich van voorstellingen als kool, ooievaar en de Volewijk distantieert. In de vijfde druk van de Max Havelaar (1881) staat in hoofdstuk vier: ‘Van kool of ooievaar wordt by ons aan huis niet gesproken, ook niet van Volewyk’. In vw i (p. 37), waarin werd uitgegaan van de vierde druk (1875), staat: ‘Van “kool” of dergelyke, wordt by ons aan huis niet gesproken’. Merkwaardig genoeg komt deze aanvulling ook niet bij de tekstvarianten voor.