Vaccinatie,
inenting tegen de pokken. Aanvankelijk gebeurde dit met een vloeistof uit menselijke pokpuisten, later gebruikte men koepokstof. In Nederland werden tot 1922 geen kinderen op de lagere school toegelaten, die niet in het bezit waren van een vaccinatiebewijs, een ‘pokkenbriefje’. In een noot bij Over Specialiteiten plaatst m. vraagtekens bij deze gedwongen vaccinatie van kinderen:
‘Hoe men oordele over de doelmatigheid van 't inenten zelf, ieder vryzinnige moet erkennen dat het dwingen daartoe 'n middeleeuwse gruwel is.’
De smetstof zou wel eens andere ziektes over kunnen brengen, vervolgt hij. ‘Doch ook zonder deze treurige mogelykheid, blyft het altoos de vraag of 't voorkomen van ziekte - anders dan langs hygiënischen weg, natuurlyk wenselyk is?’ De afname van pokken bewijst nog niet dat de vaccinatie effectief is. De vraag is nl. ‘of daardoor de algemene gezondheidstoestand verbeterd is?’, en ‘of niet misschien die toestand zou verbeterd zyn, indien men aan de pokziekte haar natuurlyken loop gelaten had?’. Onder artsen neemt de afkeuring van dit gedwongen vaccineren toe, wat voor de regering reden genoeg zou moeten zijn om er vanaf te zien, besluit m. (vw v, p. 673).